
;; V. ! ,
31 Ì
[r1 '
ft
! I I,i I
i '
í! "
i; '. '
If':
iff
u íí i!
! : 4 i
í
";1í
-A'
te zynes lichaams , niettegenilaancle hy
niet met deeze agterfte poòtén kan àangeft
vat worden , • o f - ze gaan van het hchaam^
]os ----- - zyn geweldig Byten wàarom’
de Boeren in Z-wreeden de Sprinkhaanen'
gebruiken om hen de Wratten" der ' Han*-
den te laaten afknaagén , en teveris een'
vo g t op de wonde , waar ' d ò o f de W fa t ’
verder 'verdroögt ; te laafen ftòrten '—
zyn e drie' Maagen ft wadrom ' fommigen
hem de herkaauwing toefchryven —— de'
Konst om tegeii fyn glas opteklimmen ft
ten welken einde h y de Voeten eerst aan'
den mond' brengt , en die' bevogtigt met
een kleevend' nat /— ~ hét Geroisch , dac'
h y onder heb vhegen "ihaakt ' ~ het
dun Vlieschje'ft gèzet onder by - de aan--
cehhegtig der dekfchilden , van welks tril--
iing de Zang komt , die ik ftraks zal v e r - •
klaaren * ; ' Welken 'men ' zelden in July em
Augustus -voor ' den middag' hoort , meef
na den " middag , ‘ höewel " die ;dan ’ ilégts
twee ■ minuutfen duurt ft doch'- als 'd e Zon^
onder is ; eh ' het donker ' wordt , ' twe.e
uüreri o f ‘meei: 'aanhohdt — de ’ veréeft
nigde Stemmeh; in den Zang /in myne
jcugd waargenomen , wanneer er één , dh
denen Lindenboöm over myn hui's' gezéten
, alle avonden aanhefte , en eenen
shderen , dien ■ ik onder ecn‘ grooc ' glas;'
" i S i ■ H'’
pp myne kamer hadt , deedt navolgen __
de Zorg der goede Voorzienigheid , dat’
deeze foort niet zo flerk verraenigvuldigc
als de uitlandfche , en dus geen merke-
lyk nadeel doet , ftervende z y door de
koude en najaarsregenen ; alle deeze opgenoemde
hoedanigheden ,. tékenen van eene
almagtige Hand * dunkt 'my , zyn ver-
haazende '
V . Ik heb hier tegen niets intebrengen !
P a n , my dunkt , ook andere kleine foorten
gezien te hebben ?
A. G y .hebt wél gezien 1 W y hebben ,
in ons Vaderland , ook eene 'graauwe' foort
met roode vlakken aan de pooten ; en
gryzen , die dit fieraad misfen : ook k o men
er fomtyds anderen , hoewel zeldzaam
, uit vreemde Landen over-.
V . Anderen uit vreemde Landen ?
A. Ja 1 In het jaar 1748- kreegen w y
mr eene menigte over ; van eene onge-
meene grootte , langer en fterker dan onz
e groote groenen. , uit Tartarye , P o len
en Duitschland , die tot in Lngel^nd
pvervloogen , geweldigp verwoestingen in
de eerstgenoemde Rykyir aanregtten , en
ons het gedreigde oordeei herinnerden :
Gy zult veel zaads op den akker uitbrengen ^
maar gy zult weinig inzamelen , want de
Sprinkhaan z ß ’t verteeren. ß e u t . X X Y I Í I .
G 4 38.
: j(
,.ftl
ft ^ ■//!
■*' !
iii . _
i ft
ft a ft
'I 'I * / '
f t :
. 1 ,"j ’" f t . f t j
;
r r i i
r I
ft; ¡5' /.
l
ft /.■■If'vi
/'II