
It T
■ f f : : , i l
'■ Ä f f Ä
1 2 0 V E RANDE R ING DER RUPZE N .
eenige dagen te vooren , haar Lichaam ,
en werpt met de vuihgheid weg het
vlies j dat maag en ingewanden bekleedt :
eene vette geele ftoffe , door het inwendig
gedeelte verfpreid , verdikt dan zieh :
veel luchts ver vliegt door de adempunten ,
en eindelyk legt z y de laatfte Huid af,
V . Gaat dit verwonderlyk „ veränderen . i®
dien zo toe ?
A . Ongetwyfeld ! doch , eer dit voori'alt
, kruipt de Rups , voorweetende ,
lat z y in dien weerloozen ftaat Vyanden
b ly ft behouden , op eene veilige plaats —
Sommigen maaken zieh met den ftaart v a s t ,
het hoofd omlaag : doch anderen onderfteunen
het lichaam met eenen fterken
band van zyde , aan twee kanten ergens
vast gemaakt , waarop z y zieh nederleggen
: eenigen bewoelen zieh in keurig
fyn gefponnen’ zyde : maar anderen maaken
eene pleister van aarde en zyde. ,Z y
iiewerken , ook wel daarin , de hairtjes en
de , wol van haare huid , o f vuiien de
ruiten van haar weeffel daar mede. Jeder
foort heeft haare byzondere manier , de
eene al verwonderlyker dan de andere , en
naauwiyks te begrypen ----- - Dus buigt
de Rups van eenen Eikenboom , op eene
konstige w y ze , drie Bladeren byéén , en
beftneert die binnen met eene lymige fto ffe
*
" I "
v e r a n d e r i n g d e r r u p z e n . 121
fe , o f met eene foort van zyde : anderen
neemen één blad , maaken zieh
daarin eene woning , als een vmgerhoed ,
en bedekken het bovenfte deel mec een
ftuk van dezelfde ftoffe , dac er net in
past , zonder zieh daarin te vergis fen ;
in welke wooning , door fommigen , binnen
weinige uuren gemaakt , doch waartoe
anderen twee o f drie dagen noouig
hebben , z y veele dagen o f maanden ,
eenigen den geheelen winter overblyven :
maar anderen , niet zo lang opgeflooten
blyvende , , gebruiken minder behoedzaam-
heid. Des kruipen deeze laatften , voor-
zigtigheidshalve , in de aarde , in de
fcheuren van oude muuren , o f van hei-
ningen , onder den bast van boomen , o f
in de reeten van de fchors. Ook zyn
er , _ die in den hast een holletje - opzoe-
ken , en dat deels met brokjes , die z y
afvyjen o f breeken , deels met fpinrag en
flym tot eene digt geilooten. wooning maaken
, zo ftevig en hard byna als het
hout z e l f , waarin z y veränderen , . en
voorts alle koude en vorst'doorftaan tot
in het volgende jaar. Ik fchetze U ade
deeze fraaiheden maar mec één woord ;
g y zult , wél waarneemende , meer zien ,
dac U bekooren zal.
V. Hoe kooit het- Diertje uit het tonnetje?
H J A. bom«
A
ff
iü-
•í'í
■dl
" n t i
f f ff..
l i
■A'