
Ifl
hebben met een Menfchenhoofd. Daarin
vindt men uitwendige Bekleedfelen , ook
als ’ c ware eene Hersfenpan , een dik
Hersfenvlies , ( Dura mater ) een dun
i iersfenvlies , ( Ma mater ) de gekroni
elde Hersfenen , door een middelfchot in
-ree halfmaanfche kwabben verdeeld. ——
; et vieefchige .deel verfchilt . wederom
. alle Vruchten : in fommigen beftaat het
; ; n e tje s , die het vogt bevatten ----- in
deren , gelyk in de Citroenen , ziet
jn hokjes o f middelfchotten tusfchen bei-
in Kersfen befchouwt men onderfcheiden’
doorddn loopende vezels — —
in Pruimen vindt men er v y f — — ook
zo veelen in A brikoozen, doch in Appelen
vyftien — - in anderen moet men het
Microscoop te hulp roepen, om ze te
ontdekken: z y zyn Sapbuizen, die voedfel
aan de vrucht geeven. Oordeel en befiis
nu , o f niet deeze nieuwe Proeven
het zelfde getuigenis geeyen van de opgenoemde
Goblyke Volmaaktheden ? —
T e l ze eens op.
V . ’ t Getal wordt ontelbaar ?
A . Ontelbaarer, als 'ik er het Klok- o f
het Zaadhuisje b y v o e g ! O f is het geene
Wysheid , hetzelve in het midden der
V ru ch t , als in de veiligfte Bewaarkamdr-,
te plaatzen? Dew y l het Z u d zeer kostbaajr
baar is , en het groot werk der voort-
plantinge moet verrigten , zo is het Klok-
huis zamengefteld o f omtoogen met zo
vaste , taaie en glanzige Muuren , dat
onze Tanden dezelven niet ligc zullen ver-
fcheuren.; ook op d a t , dfe Vrucht in de aarde
geworpen z y n d e , het Pit niet aanftonds
nadeel ly d e , maar den regten tyd tot uit-
fpruitinge kunne afwagten ; e g op dat de
vogtigheid der Vrucht ze lve hec Pit niet
te vroeg tot uitfpruitinge brenge X *—
Om die reden dan-zyn de Zaaden van Ap-
pelen en Peeren met eene , als ’ t w a r e ,
pergamente Huid befchut. En zyn de Vruch*
ten fappig , gelyk de Perfiken , Abrikoo-i
zen en Pruimen , dan zyn ze met ftee-
nen heiningen omgeeven , om-niet te vroeg
te fchieten ; o f ogi het teder gefchooten
Plantje noch wat te beveiligen , « tegens
de fteenen , en de wormen , die in den
grond zyn ------ en de Zaadkorrels zyn ook
zeer keurig, vast gezet in het Klokhuis
om vän alle kanten voedihg te ontvangen.
W a t dunkt U nu van deezen- geheelen
to e fte l, tot de Vrucht behooretfde ?»-«.«
B y deeze gelegenheid valt my in , " Uc ee& .
ne Zeldzaamheid in de - Vrucht des V y ^ -
booms te doen opmerken.- W a t zoudt gy'
in dezelve verwagten ?" Zaad. . . f Spydt
zo veele V y g e n , als gy w i l t , van detóérf
III. DEEL. A a Boom