
L F J ij
m-M'
Í pi
If"!-«
!1 J..
I ' S i:.|
7 1 i : ' t '
dat elk Steeltje van eene Vrucht in zyne
hand ftaat , dat w y ze van Hem moeten
ontvangen" —— Laat my nu ook op uwe
i. vjed e bedenking antwoorden. De Stormen
ir- September flaan wel eens te veel de
\'"üchten der Boomen a f , zegt gy. Maar
I/L groot is dit te veel a ffla an ?' Is het
a f iflaagene geheel o n n u t? Voeden niet
Landlieden daarmede hun Vee ? Wee-
! ze niet deeze ongeplukte Vruchten zo
:■ droogen en te c o n fy ten , dat men z e ,
jaaacn lan g , bewaaren k a n ? De Bewooners
der Betuwe zyn er niet traag b y :
z y ftooken dan hunne o v en s , ora ons die
lekkere geregten gedroogd te bezorgen.
Wa t maakt»' de Menschlyke Hand zieh
niet al ten nutte !
V . ’ t Is waär-, de fchaade wordt dus
eenigermaate geboet.
A. Daarenboven worden ons door die
Stormen noch grootere voordeelen bezorgd!
Hoe groote ilagting onder de Menfchen
z o u eene befrnette Lucht d o en ! De onreine
Dampkring wordt dan door dezelven
fchoon geveegd. Is dit U niet genoeg ?
D a n , eene anders hier wél verdiende ftraf
bereidt wel eens elders eenen zegen. De
geweldige Storm van den 31 Augustus des
voorleden jaars , te teilen onder de A ppel
en Pecreftermea, erkenne ik , beroofd
«
de ons geweldig van Vruchten dier Boomen
: ons Vaderland heeft mogelyk nooit
zulk eene teistering beleefd. D a n , zo gy
ten dien tyde te Nykerk aan de Zuiderzee
waart gekomen , zoudt gy gezien hebben
, dat deeze S to rm , eene hooge Zee
maakende , twee Driemast - Schepen , rois-
fchien meer dan vyftig duizend guldens
waardig , door den Wind van den 20 N o vember
1776 zo hoog op de wal gezet ,
dat geene konst er die a f kon brengen,
in vlo t water b ra g t , en behieldt. Hier
was dan een zegen , elders eene ft r a f ,
door hetzelfde middel !
V . Ik zw yg e nu ! M a a r z o even zeide
gy : ( in ’ t flot van een voorig Antw
o o rd ) is dit U niet genoeg? Thans moet
ik daarop vraagen : wanneer weet men
genoeg van de A lm a g t, W y sh e id , Goed-
h e id , Orde en Prägt des Alverzorgers ?
A. W y l dit verftandig vraagen my bekoort
, zal ik noch meer anderen, boven
die agtien gemelde proeven , opnoemen !
Om egter niet te herhaalen , het geen
van de Wortelen , Schors , Stammen ,
Takken en Bladeren gezegd i s , wil ik ü
alleen wat verder tot de Vrucht deezer
Boomen geleiden - — - E i ! neem dien
afgevallen Appel eens o p , en fnydt hem
door. G y z i e t , in deezen , geene zo dikke
Schil
. r
rl ¡