
líS wipir!: ;
Wateren zo vol Infeélen zyn , waarom
deeze Diertjes zo uitmuntende Schoonhe*
den bezitten.
A. Welke plaats in de geheele Schepping
is volkomen ledig ? Kan eene dorre
ilreek Lands , waar niets te vinden is ,
ü bekooren ? Zyn er geene Schepfelen iß
de Wateren , die ook leeven , en door
»c3ze Infeélen moeten worden g e v o ed ? G y
■ t ze fchoon ; dan , waar is iets le in
de heele gefchaapen Waereld ?
l ok in de Wateren moeten fpooren? zyn ,
die ons de heerlykheid van den God der
Aarde vertoonen.
V . G y fchepte , ongetwyfeld , in de
gemelde ontdekking der Raderdiertjes een
zeer groot genoegen ?
A . Dit moet ik erkennen ! ’ t Onverwagt
ontdekken eener nieuwe zaak in de
Natuur geeft altyd een groot genoegen,
G y begint nu al in de weetenfchap der
bekende dingen genoegen te vinden : dit
vermaak ilreelt my : en hoe zal het utve niet
vermeerderen , als g y nieuwe ontdekkin«
gen zult doen ! ------ Staan we nu op ,
en gaan ■ we naar huis..................
V . Myn ve rmaak, zegt g y , ilreelt U !
Kunt g y U dan zo haasten tot het einde
, o f trekken gewigtigere bezigheden
ü ergens elders heen ? Moet myn genoenoegen:
hier geheel afgebrooken worden
?
A. Wa t beoogt g y met dit" antwoord ?
V. Indien gy oordeelt , dat gy my ge-
noeg gezegd hebt , om voortaan met
vrucht de hand te kunnen flaan aan het
onderzoek der Land- en Water - Infeélen ;
Indien ik nu op den weg doör ü gebragt
ben , dien ik maar behoef te volgen ;* laat
m y , zo w y dan naar huis zullen g a an ,
dan zien het geen gy my beloofd hebt.
A . Wat bedoelt g y ?
V . Ik doele op de wooningen der Zee-
Infeélen , op de Hoorns en -de Schulpen',
die gy beloofdi hebt my te zullen v e rto o nen.
Zo w y toch hier aan het einde deezer
Stoffe zyn , laat ons dan naar uwe
kamer gaan , om uwe Verzameling te zien ,
en daarmede te eindigen. Dit verlangen
wilt ge immers wel voldoen ?
A. A h ware niet het onderwyzen van
Onkundigen in de Wonderen , en in den
dienst van den God der Natuur en der
Genade een vermaak , grooter zelfs daa
het bewyzen van Weldaadigheid aaü A r men
, dan het helpen van Ongelukkigen,
het geen anders duizend Waereld ver maaken
verre overtreft ; zou uw vriendelyk
dringen? my overhaalen , om aan uwe prys-
ielyke begeerte te voldoen.' Dat uwe oogen
zieh