
I I
i l i
I»'- >£
I t
Iv
V I
I' 'p
il i i f f
il
f :
:T
I
'.i 1:
fij 1 1' tios;
' -ft !t/
J ' f
i
V. Hoe vinden deeze Diertjes dèh i^ g |
als z y verre van huis zyn gegaan ?
, A . 'H o e Vinden de Honden en Rüpfeii
den weg ? Elk ; en dus ook de Mieren
op haare wyze.. Z y laaten fpooren n a , die
K,y kehnen * en mogeiyk doet haar ilerke
reuk ook eemgen dienst in dit geval. Zo
g y ’ eenige keeren met den vinger , ilrykt
over eene plaats , Waar z y bpklimm'en en
ijederdaalen ; raaken z y in verlegenheid ;
Sm fchynen het fpoor byster te zyn.
: V , . Het hUervreemdite * dat ik in dé
Miefen vinde ; is ; dat z y itj deh Zo^
mer . vOorraad Opleggeä tegfen den Winter.
. A . , En o ok daarom i ' zegt men , viel
dit:, onder de opmerking Van , den' wyfeii
SALOMO ; die dr éène nhttige Zedeies uit
afleidde. Gant * zeide hy ; tot de miere ;
gy - luiaart ! ziet haarewegen y - ‘en wordt
Wyh ' Dewelke geenen Onrjien , Amptrnan ,
nog Heerfcher.. rhebbenie ; haar brood, bereidt
ip den Zowier y ' haare fpyze] vergadert in
den. oogst. Spr. . V ic f — -8. : En : hy " her-
haalt dit : De .Mieren zyn een onflerk volk ;
evenwei ber.eidin zy in den zomer haare fpy-
ȏ. X X X . 25. '
V . Daar het din hü Zomer is , verlange
ik derzelver voile Vobrraadfchuuren te
zien , en in den Winter * hoe verre z y
die geledigd hebben.
À. G f
A. Gy kunt mog het een nog het] ah*
der zien ! De Mieren maaken in den Zo*
mer geene Magazynen , en ’s Winters flaa*
pen zy ; des s a l omd ’s zeggen thans byna
ajgemeen wordt tegengefprooken.
Vi Geene Magazynen in den Zomer te
maaken ; in den “Winter te fiaapen » ilejfe
g y dit vast ? Is dit waaragtig ? Dan heeft
die groote Wysgeer gedwaald; o f , naaf
het gevoelen van zynen t y d , .waarin meü
zulks geJoofde , gefprooken.
A. Men geeft deeze verklaarihg van den
Teks t , lievef dan te zeggen j dat H y
zou gedwaald, hebbebi.
V . En g y z y t mede vaö dat gevoelen ?
A . Zekerlyk niet ! Ik g e io o f iiiet gemak.
lyk , dat eea Vorst , zo vernuftig eö
oplettend als s a lomo , die z e l f een Boek
over de Infetlen f c h f e e f , dit zo Hout
van de Mieren gezegd zou hebben , indiea
het z o niet w a r e : veel min , dat h y
het vooroordeel o f wanbegrip van zynen
tyd zou toegegeeven en nagevolgd hebben*
V . Wat dan geileld y hoe dan de T e k ft
verklaard ? hoe de waardigheid der H.
Schrift gehandhaafd ?
A. Zou men niet mögen gelobven , dat
SAXOMo gefprooken hebbe , niet van onz s
Mieren , maar van eene andere foort ,
^8t is , van een Jnfchl , ons noch onbekend
,
. i f f .
/ f t !
" .'.iV
I • ?
i t ¡K I
: ¡1 ■'
u ,
i
> I