
liSlt ' . Ji
2 9 6 LEEVEN EN STERVEN DER PLANTEN.
gelyk in het Menschlyk Lichaam ,, de
oorzaak van den dood. ■ In het Voorjaar
van 1777 Oaat my er dit hier byvoegen) ont-
rlekte men hier iets aan eenen Boom , ’ t
1 ik voorheen nooit gezien heb. ’ Op
<1!; »u genoemden dubbelden ?Aagt vondt
cer Vrienden eenen» Appel , wel-
onder; het afplukken der anderen , in
q - voorig najaar over het hoofd was ge-
»n.- hy was dus, den W in te r over/,
qaa-op blyven flaan , en in dien tusfchen-
,tyd volkomen in Hout veranderd. Door
de ; Lucht ; en den Regenq was de, Schil zo
brum als de fchors des Booms geseordeo.
V. Waarom leeven de Planten ,20 lang ?
„ A. Om öns/vee]e diensten té, doen en
tevens tyd te hebben , om haar, geflagt
voort te planten. : L pgs , deezen weg geeft
ons „de Allerhöogfle , I jaarlyks , „nieuwe
Planten uit de Zaaden jmet nieuwe Vermögens
, en. Hy doet ouden weg , . die
onnut gewordenzyn./ ' • ¡ . ..
V. Z y , .fte rv en d gn ? ..... .,,.,q Í
A. Wat is er niet , in deeze „fchoone
W aei eld., der yernielinge ondeiqworpen i
Leest men: ook niet hier den vloek , drö
^op alles gebragt is 1 Roept „ons niet alles
de veranderJykheid,der. dingen. :t®el T-- Boo-
men en Planten hebben. ook . haare .ziek-
ten, Eemgen vallen aan op de Bladeren
■ en
f ..' i l f
Z I E K T EN DER PLANTEN. - * 2 9 7
en brengen er Vlakken , Rimpelenff of
Knobbelen op voort. Anderen tasten dé
voornaamfte Ingewanden aan , en zyn oorzaak
van Verftöppingen , Verdikkingen j ,
Kankers , Gezwellen of Uitftortingeni
Sommigen ‘ grypen de Bloemen ,* de Vruch*.
ten , de .Schors , - of - dé: Zaaden aair.
Hoe vaak ziet gy Wormen in uwe Appe-
len en Peeren ? Welke verwoestingen maaken
niet de Infeften in onze Graanpakhui-
‘ zen„ ? De Zon , de Lucht , en de Winden
worden foms al njede porzaaken van
de vernielirig ? Hoe hard 'dé Eik moge
z y n , weer ftaat. hy wel hek" blad der. jonge
Plantfoenen de laate nagtvorsteu ? Gy hebt
hiervan , in het voorjääf van 1777 , veele
onaangenaame blyken kunnen zien -__
Laat ons' nu eindigen. Ik moet naar een
ander werk , waartoe my deeze Befchou-
wirig verlevendigd heeft ; . en U wordt in--
tusfchen tyd vergund , om dit ftuk dieper
in te zien , en aan den onzienlyken
Oorfprong deezer dingen , aan g o d te denken.
Daarheen wyst' U ook een oud ver-
maan. Indien de Menfchen vermaak neemen
in derzelver Schoonheid . . . dat zy dan er-
kennen , hoe veel beter de Heere dan deeze
is : want de oorfpronglyke Beginner der Schoonheid
heeft dezelve dingen gefchaapen. E n is
’ t , dat zy zeer- verwonderd zyn geweest
X Ä T 7 over
Í
¡'■i'i ■
i .
f i i ' j
4-4