
I x!
i Í 1
'1
I» V IrJÜ
|t,;s
I-J.1
ii4 \
V i
Í !l
t Í ’
ii ’
•i .J!
I
■ )'
f
Í; j
, II
i; " t
!■' !
I * ; V ) '.»i Í
i t ;
’ ! i
ii:
V Y F T I E N D E
Z AM E N S P R A A K
O V E R D E
iGENSCH A PPEN der P LAN TEN .
Nut der Tuinen. Verfcheidenheid in de Schepping.
Verfchil in de Planten. Koleur. Glans
der Bladeren. Wortels. Groei. Scheuten.
Voedfel. Weeffel. Omvoer der Sappen.
Stam. Ranken. Opfchieten. Knappen.
Bladeren. Steelen. Gevoeligheid.
Voortteeling.
VRAAG. VV .inde ik U eindeJyk in den
Tuin , na U zo lang in Huis gezogt te
hebben ?
ANTwooRD. W y hebben in den Winter
Huizen noodig , om tegen Koude ,
tegen Winden , tegen Sneeuw , en Hagel
h u i z e n . 241
gel befchut ; en in den Zomer , om tegen
de Hette en den Regen gedekt te
worden ; om ,er ’s nagts , wanneer de
koele vogtige Lucht voor eenen flaapen-
den ongezond i s , veilig in te rusten. Groóte
dienften indedaad ! die veele aanleiding
tot het Avondgebed opleveren , om den
goederderen God te looven , dat hy ons
zo veele uitmuntende bouwftoffen gegeeven
heeft tot het maaken van warme Wooningen.
Het Marmer , en de groote Benthemfche
Steenen mögen de prägt ten dien*
fte ftaan , o f de aanzieniyke Raadhuizea
achtbaarer maaken , en ’ t Volk eene ftille
eerbiedigheid voor ’t heilig Regt , dac
onze Overheden daarin oefenen , telkens
inboezemen : de gewoone Steenen , í ’Iavuizen
en Pannen , aan den boord van
den Gelderfchen en Hollandfchen Ysfel
gebakken, mögen voor ionze Stedelingen
zyn : de min vermögende Landman haalt
het uitgedorschte Stroo , zo hy geen Riet
heeft , o f beköstigen kan , uit zynen
berg tot een Dak ; vlegt eenige buigzaa-
me twygen tot Muuren ; beftrykt ze met
leem, dat hy onder uit zynen akker graaft ,*
hakt eenige takken tot Einten, uit zyne
boomen ; en , binnen weinige dagen , ‘
ftaat dan zyne Stulp , waarvan hy dezelfde
dienften , als de Grooten van hunné
III. DEEL. Q Pari
s« 1