
f
ß X , ; F “
: r
<■ tl 5ÍÍ I»
J I ! :
' lit
t: 1
J
1
1 .
..J'
!"1i ■hÍ
11’. 1f "I
1 I**I1
- A . Zo denkt en fpreekt men , wanneer
men de dingen niet van naby kent ! Ik
ou voorzeker niet befluiten kunnen dezel-
„ te bewaaren , hadt niet de Heer van
verheven’ blyken zyner fcheppende
en diepe Wysheid , met een milde
over deeze ftukjes Zeewier geftrooid,
/ ‘ U , wat ik van de O vergangen
Ltuur gezegd heb ( I I Deel bl.
' * '.amelyk , d a t , alwaar het Ryk
* » L.eren eindigt , het Ryk der Planten
.iieü begint : want , om deezen grooten
fprong te myden , is er een Overgang tusfchen
beiden gefteld , dat is , één Band
hegt deeze twee Ryken aan elkander ,
o f deeze twee Ryken worden door de zo-
genoemde Plantdieren aan elkander ver-
knogt. M e t dezelven zyn deeze drie ftukjes
Zeewier (Plaai 3 .) verwonderlyk bezaaid.
Alles is een Werk van Infeélen ; doch
van zulken , die even als Planten groeien ,
en andei-e eigenfehappen van Planten hebben
; die , met één woord , als ’ t ware
, bezieldé Planten zyn. Bezie dit werk
met aandagt. Ik vertoon ze [J in deeze
Tekening , op drie ftukjes , in hunne natuurlyke
grootte by ® ® ¿ , zo als ons
oog die op het Zeewier verneemt ; doch
derzelver waare fchoonheden blyven voor
ons zwak gezigt zo lang verborgen , tot
dat
f
■ J
im
h
rf
t
"in '