
i I ' ' " " f t ;
-182 S L A N G E N . A D D E R S.
by i het ; byten J in de wonde ftort. Men
a cht , dat .het Vergift van deeze en alle
.foorcgelyke Dieren , ’ s morgens ten elf nuten
, het k r a g t ig s t is , welke proefneeming
Diin nuttig is ,.: en foms by eene pnvopr-
zigtige , behandeling, gevaarlyk kan worden.
V . Dan , waarom g a f God ; zulk een
»t 'esfelyk vermögen aan deeze » Dieren , Xt
; , zo menig’ M ensch ; in : andere Landen
. jcvcn kostte ?. ;
A. Mag .piet .een Dier , dat anders weerlo
o s . ; is dat : zieh.; niet ;■ kan ; oprichten tot
zelfsverweering , . „ gewapend zyn ? , Indien
het ons Vaderland zal zuiyeren van de overtollige
Padden , ; Mollen J Kikvorfchen
en r Haagdisfen ■, moet hefo, dan»" niet -een
middel; hebben , » om ze daar mede te kunnen
overweldigen ? : Mag niet . die Wapen
geweldig in de uitwerking zyn , om de
gevangen’ p ro o i, aanftonds zonder . lang mar-
telen , te kunnen dooden , ;Cn ze lv e door
de tegenfpartelingv des. gevangen vyands niet
lang •; geplaagd te worden ? Mag niet dit
Vergift fterk , zyn , ; om; * als »een ontbin-
dend vogt , ter fpysv.erteeringe te dienen ,
dewyl z y geen vermögen van , kaauwen heb-
.»,■ •' Ü
; ;V. Deeze vjer redenen pleiten wel voor
dc noodzaakelykheid 3 van een vergift ; dan
dit }o§t , mag ik ;f t zeggen , , myne tegen-
T wer-
A D D E R S. 183
werping , dat z y ook Menfchen dooden,
niet op ? . .
A. Onze Huisdieren , het Paard , de Os ,
de Hond , en anderen kunnen ons ook wel
den dood ; aandoen , maar zyn z y daarom
noodeloos ? O f heeft de Schepper ons geene
middelen g eg e e v en , om dit gevaar a f te
keeren ? .Waarfchouwt niet de Ratel der
Ratelflang den Americaan , , om op zyne
hoede te zyn ? Zyn er geen konsten o f
gaauwheden , om dezelven te ontkomen
o f te dooden ?
V. He denk , niet altyd ! ten minften ik
verftaa de Konst der Oosterlingen niet ,
die de kragt der Adderen met bezweerin-
gen on'tzenuwden , tegen welken deeze
Dieren haare ooren toeftopten , op dat ze
niet hooren : naar. de Jtemme der helezers , die
ervaren is met bezweeringen om te gaan. Pf.
L V III . 5 , 6.
A . / I k dacht ,niet , dat, g y . de Heilige
Schrift m e t' ztdk eene pryfelyke oplettend-
heid geleezen hadt , en duR ;heb ik zoda-
Bige tegenwerping van U, niet yerwagt. Ik
g e lo o f , zal ik U, de waarheid z e g g e n ,
dat gy weinig achting hebt voor „ zulke be-
leezingen, , waar mede ftoute Bedriegers het
gemeene volk toen mifteidden 3 die , wanneer
de Adders geen nadeel deeden , ' om
dat z y ze met konst en gaauwheid. be-
M 4 han-
5 V' f 'i■ [. I?
Iv ' I
r
■ !.!
) '1
r Í
i l
1 1 ' i
ß . 1
l i f t '
,'sl I » I
‘ H t i ;
'i f f
S i