
■i 'ft .
> I í1 I
Si > > I
r s f í
Ä 7 0 s t a m d e r P L A N T E N .
der Natuur te doen opmerken , en' eene
nieuwe oplosfing te geeven op uwe voorheen
gemaakte bedenking : waarom de
Schepper zulk eene oneindige menigte van
Water ^gefchaapen heeft. Hoe veel Vogts
"M 'F er toch niet gevorderd , om mil-
' PJanten en Boomen , waar mede de
:?eele Waereld beflagen is , alle oogen-
ft Lken te voeden ?
V. Zeker ! Gy hebt my vermaakt , gy
debt myne zinnen verleevendigd door zo
veele fchoone dingen te zeggen van de
Wortelen , van de -Vaten en van de Voe-
dmge der Planten. Welk eene geduurige
werkmg der Godlyke Magt in zo veel«
milhoencn Gewasfen , waarop te vooren
leyne gedachten nooit vielen , doet gy
my dus opmerken J „ Woest Ongeloof '
zou de Voorzienigheid ons dan v e rg e e ten ,
als z y deeze geringe kruipende Aardgewas*-
jes telkens gadeflaat en verzorgt ? ”
A . Waarvan nu verder gefprooken ?
V. Laat ons nu de Plant opwaards vol-
gen , en alle derzelver Deelen bezieh :
want , zyn de Wortelen zo keurig en
wys gevormd , het overige , denk ik
za l niet minder zyn.
A. D it befluit is wqtdg ! ik zaj het Ü
bewyzen.
V. Geeven wy dan, nu acht op den s t am
aer Planten o f der Boomen ? A. De
f f ' 1 ’
s t a m . S T E N G E L S . 2 7 1
A. De Stammen der Planten (dit vereischt
awe eerfte opmerking) gaan allen
regt op naar boven. Zaai een Graankor-
rel , het onderfte boven ; het Worteltje
zal zieh naar beneden , doch de Stengel
naar boven verheffen : buig d en ; jongen
Stengel nederwaards , zyn uiteinde zai
zieh herftellen.
v . Waarom dat ?
A. Hoe zouden w y anders regte Masten
, lange regte Balken en Planken krygen
! En ware dit zo niet beftemd , w y
zouden alle jonge Plantfoenen in nieuwe
Bosfchen , alle Planten en Boomen in onze
Tuinen , o f weinig zien opkomen , o f ver-
ward in en door elkander zien groeien, en er
het duizendfte deel der nuttigheden niet van
trekken, die w y er nu van ontvangen. Zo
gy hierop zegt : men zou elke jonge Plant
o f Boom een regte rigting opwaards kua-
nen geeven , qn aan bygefteeken’ ftokjes
vast binden : dän moet ik vraagen : welke
handen zouden dit groot werk verrigten ?
Zyn er genoeg , en hebben z y er alien
tyd toe ?
V . Wa t is er verder omtrent de s t ew
GELS waar te neemen ?
A. Dat alle Stammen en Stengels ver
fchillend zyn ; elFen , glad , oneffen , blin
kende , ruig , d of , doornagtig , geknob-
beld , en. . . . V . Ea
r r: s.' ^ ‘ f
I f
i 1 * i . : . ■ ^ ' ■- \ : - ;■
L’ i - .j
i . ■ 'f M
'■ ■' ' ■! / " ' 1 jt
ifT