
i n . j i - l f e -
X ;■ * -i-Jif!:
Íí-u x . i| 7 j r i r r 7II
A 7 Í m H :
‘ " f '
" i f f i I f :M
S "
' H m
' m U '
" i ''
f ' rilj
den a f te keur'en , verfchillend Zaad in den
akker te werpen , indien de Landman daar
door tot het zuiveren van ’ t Zaad verpligt
werdt , en , maar eene foort zaaiende ,
x e re Graanen k re e g , en de Aarde minder
uitgeput werdt ? En mogten de Boo-
; len in een vyandlyk Land niet omgehakt
rorden , . ja ■ kreeg hy zelfs eene beloo-
ing , die nieuwe Wyngaarden plantte ;
'/erdt er • dan niet door deeze W e t ge-
Forgd voor den bloei des Landbouws, voor
e vervulling - der Menschlyke nooddrnf-
tigheden ? W a t dunkt Ü , is dit
álles nu ■"'zo duister , zo onverilaaribaar
voor U 9
V. In deeze Wetten vinde ik nu meer
Wysheid , dan ik vermoed hadt : doqh
g y lost myne eerfte zwaarigheid niet o p ,
waarom^ een Israeliet in de drie eerfle jaaren
geene Vrucht van eenen Boom mogt
eeten ’? ;
A. Wanneer men , in de drie eerfte
ja a r en , den jongen Boom »vergund geene
Vrucht te draagen , en daarom by tyds
den bloesfem er, a f plukt ; zo voorkomt
men zyn kwynen- o f fterven , en hy krygt
dan v e r lo f , »om zyne kragten (anders
moetende befteed worden tot het voedea
der Vrucht} voor zieh zelven te houden 9
otn , naamelyk , uit te wasfen , -en -zo fterk
te
te Worden , dat hy naderhand dubbel kan
vergoeden het geen men hem in de
drie eerfte jaaren niet heefc willen laaten
geeven.
V . Nu ben ik voldaan !
. A. Ik gaa dan voort met aan te merken
, dat , ten genoege van het oog ,
ons vergund i s , den Boom met het fnoeimes
eene 'gedaante te geeven , die ons
meest g e v a lt , o f die naar de plaats , daar
hy ftaat , best gefchikt i s , zonder dat hy
er iets door lydt — dat de Appelboo-
men in de maand May de fraaifte Blöem-
ruikers vertoonen , en de zinnen ftreelen
door de lieflykfte g e u r e n ---- dat alle
andere Bloesfems verfchillen van deeze — —.
dat alle Bloesfems geene Vruchten geeven,.
om dat zo grooc aantal den Boom te veel
verzwakken zou , o f doen fterven •—
dat de Boomen , die vroeg uitlopen en
bloeien , beftand zyn tegens Vorften en
guure Winden , w y l die by wylen noch
invallen — dat ze alien niet te gelyk
uitbotten en bloeien , op dat , den Bloesfem
van de eene foort door het Weder
geleden hebbende , en een misgewas geevende
, zulks door eene andere vergoed
zou worden —— en dat hoe dienstiger de
Vruchten voor het algemeen zyn , hoe
laater zulke Boomen uitloopen. De vroeg
Z 4 bloeien