
.t;
4! II
I f
iWI Í
1 :1
5 0 M
H o e dikwerf is , heiaas ! de Onreinheid
onder het Gemeen oorzaak van befmette-
iyke Ziekten , die geheele Stedcn en Dor-
pen aantasten.
, V . Niet alleeri onze Lichaamen , maar
.ook onze , Klederen hebben egter veel té
lyden van ’ t Ongedierte ?
A. In beide gevallen draagen ook de
Menfchen daarvan de fchuld ! Het eerile
heb ik reeds beweezen , .en wat aangaat
dé wroTTEN , waarop g y doelt , z y ftraf-
fen hen heimelyk wegens derzelver ge-
•kléefdheid aan overtollige Kledeien : alle
dwaasheid heeft toch haare origemakkén en
ilraffen : de Armen alleen • klagen over
•geéne Motten — G y behoort dit Diertje
te kennen , waarin de rriagt van den
•Heer der Natuur zieh z o verwonderlyk
vertoont. Op ’ t einde des Zomers vliegen
er verzilverde : g ry zc ' üiltjes in onze hur-
zen j om Eieren te ■ leggen . op Hoffen ,
waarin de jongen gebooren ’ moeten w o r den.;
Het Wormpje , daaruit körnende ,
e©n zwar ten k o p , en een rosagtig wit
lichaam , twee tanden , die als een v y l
weihen.,,, en zestien pooten hebbende, be-
gint zieh aanftonds eene wooning te be-
Teiden. D e ftoffe waarop het z i t ., af-
knaägende , en , een weinig van zyn eigen
: Jymfel .e r ; by voegende', maakt hetzel-
— ■- . ve
E Ni
ve uit die losfe afgeknaagde draadjes een
Kokertje , in ’ t midden w a t 'w y der om
zieh daar in om te kunnen keeren , doch
aan beide zyden open , om er uit en ia
te kunnen g a a n ,: wanneer het voedfel
moet zoeken. : Liefe Kokertje is , gelyk ifc
zeide , van buiten toegefteM mit de wo lle
o f zyd e , waarop het Diertje z it : is
deeze ftoffe g r o e n , b la a u w ,, o f; geel ,
dan is ook deszelfs koleur alzo. HCt ge-
beurt e g te r , dat hier verfchil onder lo o p t ,
om. dat zy fomtyds,, hoewel: ze ld en , zuI*
ke hairtjes tot de Kokers uitkippen,. waarop
de verw niet gevat heeft , en dan
vindt men, by voorbeeld, op bruine la-
kens Witte Kokers. Binnen zyn ze' gevöe-
derd met de zagtfte zyde , op dat het
Diertje , welk ze z e lf fpint , gemakJyk
zou woonen , welker draaden zo fterif
zyn , dat het Beestje z e lf daaraan kan blyven
hangen. M e t de zes voorfte p o o ten ,
körnende; het l y f , ter halver wege , nie '
het K o k e r tje , gaan de Motten v o o r t , met
de tien anderen houden ze hetzelve v a s t i
en fleepen het ägter na. i Worden z y grooter
, en. moet het bui§ deswege vjitgclegd
worden , - dan :fnyden..zy het Kökertje open *
:en vullen het weer aan met> dezelfde ftoff-
fe , ^ alles digt weevende. Het: ällervreemd-
fte i s . d a t , hunne i Maagjes- de w o lle ', die
D a de
iii
i c iI
i " ( i
I ’ i
.iu