
U1 i
| .:yj îi
liÂ-l ;1
l ' ï i !
'i
h .
mogelyk is. De Schepper van myn leven
heeft my , behalven het Gebed en zyn
Woord , het ruime veld der Natuur tot.
dat einde gegeeven. Als deezen , my
> morgens , in mynen Tuin , met ver-
» rndering , eerbied en vrolykheid v e rvu ld ,
. z y my verlevendigd hebben , dan gaa
-l; , welgemoed en rü s tig , aan myn werk ;
■ wanneer ik eenige uuren gearbeid heb ,
;co;: ik al weer naar mynen H o f , om
' »■ op nieuw , myne vermoeide zinnen
verkwikken.
V. G y fielt my dan dit alles zo breed
en zo bekoorlyk voor , op dat ik het zou
navolgen ?
A. Indien myn gezegde waaragtig is ,
indien de Tuinen zo nuttig zyn ; dan
vreet g y , wat ge moet doen om vee]
en egter altoos met een vrolyk hart te
kunnen arbeiden.
V . Hoe zal een Tuin my , ’ s morgens,
bok in deh barren Winter , kunnen verle-
vendigen ?
A. Een H o f biedt ü in alle jaargetyden
nieuwe Wonderen , en nieuwe vermaaken
aan , hoewel in het eene meer dan in
het andere. Het dor gelaat des Aardryks ,
de bladelooze Boomen , de huiiende Winden
, eene ilüle Lucht , een Veld met
Sneeuw gedekt , o f een bevroozea Korst
des
ir
des Aardryks , het gelcras der Raven ,
het boömbekiimmen van ’ t kleene Boom-
kruipertje , het gekwak der Endvogelen ,
en dergelyke dingen doen my allen in den
Winter aan : z y verlevendigen my , als ik
uit het muffe ilookvertrek de gezonde Buitenlucht
inademe ; en met dat alles ben ik
egter geen eigenzinnig Mensch.
V. Dew y l ik ondervonden h e b , hoe veel
de openbaare zo wel als de verborgen’
Schoonheden der Natuur , zonder kennis ,
voorbygegaan worden , en , zal ik ze wél
inzien , onderwys daarin noodig heb ; dewyl
w y thans eenen fchoonen morgenftond hebben
; dewyl wy nu in eenen Tuin zyn ;
vermaak en verievendig my door die din-
. gen , met welken gy bezig waart ü té
vermaaken , en te verlevendigen. Ik w e e t ,
g y behoort niet onder die gierige t'rotfche
Leermeesters , die gaarne iets kennen ;
maar niet gaarne hunne kennis aan anderen
mededeelen.
A. Ik hoor eene zeer nuttige Zedeles.
Dan , ora U de onaangenaame moeite niet
te geeven , Van ze op my , ftilzwygend ,
thuis te brengen , zal ik openhartig zeggen
, dat ik my nu vermaakte met de
befchouwing van verfcheiden’ dingen.
V. Van verfcheiden’ dingen ?
A. Ja ! Toen ik opfton dt, zag ik eenen
Q 3, N e - '