
'ii ^ Ì
V Î
r ' f
:.4 •'
fi
! I
Ii/
if
1:1
Í/;
ÍÜ
I , i
fi/ : ’-
i
34. S CHE P P I N G DE R I N SECTEN4
Waterdiertjes , op het oog van geen het
minite belang , voorzien met alle ledemaa-
ten en Vermögens , die tot derzelver wel-
iland vereischt worden , is geene konst
voor de Almagt , geene moeite voor den
Heer der Natuur ! Daar behoort maar
één woord toe , en meer dan agt millioenen
Waerelden bellaan , meer dan agt
millioenen Diertjes zyn in leven , waarvan
agt ■ millioenen Menfchen geen één zouden
kunnen vormen.
V . Welke noodzaak was er , om zo
veelen zo fraai , en wederom eenigen zo
kleen te fcheppen ?
A. Geene andere , dan de onmooglyk-
h e id , dat de Werken des Scheppers on-
volmaakt konden z y n ! 'ft Heeft Hem be-
haagd zyne Werken oneindig verfchillend
van elkander te maaken , en evenwel
het verwonderlyk kenmeric van Regelmatigheid
en Eenvoudigheid daarin te bewaa-
ren. Dan , op dat deeze Eenheid vol-
maakter en treffender in de Natuur zou
doorileeken , en geene gapingen overbly-
ven , Is a lle s , gelyk ik Ü gezegd h e b ,
Vervuld , en alle Rangen der Schepfelen
-aanéén yerbonden , ten welken einde de
Infeften , de onzigtbaare zo wel als de
■pzienlyke , ook moesten dienen ; waai-uit
-daa de noodzaakelykheid van hun beftaan
. ^ v o lg t ,
SCHEPPING DER I NSECTEN, 3^
vo lgt , om de groote Keten der Schepr.
pinge te voltooien. Hoe aandagtiger men
dit beloop van de Godlyke Werken be-
fchouwt , hoe fraaier z y allen ons zullen
VGorkomen.
V . Mag ik ft zeggen , dit voldoet my
noch niet genoeg ! Kan dat de Keten der
Scheppinge volmaaken , wanneer de Schep-
ping ze lv e altó oogenblikken hier verwoest
w o rd r ?
A. Dezelfde tegenwerping hebt g y tegens
de Roofdieren , Roofvogelen en Roof-
visfchen reeds gemaakt. N o g deezen , nog
de Infeften , al doen z y eenig nadeel ,
verwoesten de Schepping ; maar z y v o lmaaken
z e indedaad ------ Uwe bedenking
tegens hen is denkelyk deeze ; „ de M o tten
vernielen onze klederen , de Rupfen
fchenden onze boomen , de Myten heder
ven onze fpyzen , de Wormen vernielen
ons hout , de Klanders verderven onz
e gfaanen , de Paalwormen doorbooren
zo wel onze fchepen , die de felfte ftor-
nien tarten , en de Waereld ze lv e rond
Zeilen , als onze dykpaalen , die de woe-
de der Zee beteügelen ; derhalven verwoesten
de Infeñen de Schepping.”
V . Zodanig was ook myne bedenking.
A . Op zieh ze lv e is z y waaragtig i
Dan befcbouwt g y wel alles in één vet-
C 2 band
K l
■f.
U'!t
' ' i i . i ’
f f ' r .
■ i t ~
.■ j ' I
A ff/