
.i i
gen ruíg anderen glad, o f , gelyfe de
fraaie Ysplant , ais met glinsterende brokjes
Ys , bezet zyn. Befcfaouw deeze met
u w . Microscoop , en gy getuigea
"jets íchoormrs te kunnen zien , duizend
y. .lende KnstalJen, wit, zagt en hoog
J » , die met anders zyn dan duizend
fe/' »jes , met vogt gevuld — da£
‘•feimigen eene warine lucht noodig heb-
"H t e en anderen de feiíle koude verduu-
■en, daann bloeien, en zeifs zaad gee-
i/en ~ dat eenigen kort , en anderen
iang leeven — dat men , in weeíwíl van
derzelver groóte menigte, de eene van
de andere Kan onderkennen , _ , dat ze
alien tot vieréhtwinííg rangen gebrägt worden
, die men van elkander onderfcheidt
naar de inwendige geileldheid der deelen
jn de Bloem dat ze , fayna z,,-
dmzend jaaren . laag , dezelfde gedaante
aait, leven, en voortteeling behouden hebben
_ niettegenftaande zy den Zondvloed .
allerleie SaNoenen , en Grondveranderingen
geene Konst gevonden is , die de eene
Plant in eene andere, by voorbeeld, Rogfvaann
'oonnlafn gs zo groot ggroep uitgin’g) heeft
Tonnen veränderen - dat derzelver hoog-
ie en Iaagte min of meer dezelfde blyft.
Eea
■iff
Een Erwt wordt nooit zo groot ais een
Eikenboom , w^t ook de Lucht , Konst
of Aankweeking mögen doen — dat ze
niet alien te gelyk groeien , maar elk zy*
nen beftemden tyd heeft , buiten welken
z y in de open’ lucht geene vruchten--- zullen
draagen ----- dat alien , . die van zaad
zyn voortgeteeld , zaad geeven r dat
men dikwerf in onze velden zeiderlfiie Plan-
ten byéén ziet itaan , zo , digt , dat men
die te zamen met ééne hand te gelyk bedekken
kan ------ dat ze alien , hoewel
door denzelfden grond en door dezelfde
lucht gevoed , in fmaak verfchillen : de eene
is bitter , eene andere zoet , eene derde
zuur , én eene vierde wordt fmaakeloos
bevonden — eindelyk , dat het Blad fomtyds
bitter ; maar het Zaad zoet en aange*
naam is ■— — dat in veele Gewasfen de Schil
en het inwendig Sap tègeniìrydige ftoedanig-
heden hebben , by voorbeeld , Á e Citroe-:
nen, de Oranje- en China - Appelen be-
zictcn eene verbittende Schil ; doch hun
Sap en Zaaden hebben eénen verkoelen-
den aart — * dat , daarentegen de Perfiken
, Abrikoozen , Pruimeh en Kers-
fen een verkoelend Sap uitleveren ; doch
èenen verwarmenden Kern bevatten — dat
of de zoetheid zit in den Wortel , of in
den Knop , of ;in de Zaaden, of in de
Vrucht
V ‘1
m.
-I k;:
fit t 41