
!l.
Í 1
- :l
P ■
‘'"U ;
(Í8 u f .
zien kan. By het afzaagen van een aa-
der ftuk , zag ik , in dit Hout , zo
vecle kleinere Kokers , dat ik er agttien,
met éénen duim in ’ t vierkant , kon bedekken
J zonder eenige opening tot den
ingang te vinden. Hoe zyn ze dan daarin
gekomen ? —— ’ t Bovenfte deel van negen-
tien Kokers ziet gy hier. De- grootfte (Fig,
2 .) getekend , is éénen duim lang , hebbende
aan de twee zyden , die ik ,U
hier vertoone , gekromde Ribbetjes. Het
onderftc deel vondt ik open. W y l er de
Worm in geftorven en verdroogd w a s , kon
ik niet nagaan zyn geftel , nog hoe hy met
deezen broozen Koker het overharde Hout
zo volkomen doorboort.
V. ÜW Verhaal doet my , om myns
Vaderlands wille , aan ! Het gezigt Van
deeze doorboorde Scheepshuid treft my !
A. Noch één Infeét , en dan rusten
w y ! Laat ik uit veelen de z e e p o i s t noemen
, buiten welke mogelyk geen onge,
lukkiger en veragteiyker is , indien ik zo
fpreeken mag. Z y kan zieh toch van haare
plaats niet beweegen; ze z o u , was er
niet' in voorzien , moeten fterven , daar ze
gebooren wordt. De Almagtige heeft daarom
dit Infeét met eene zo verwonderlyke
konst geformeerd , en hetzelve zo verfchillende
leden gegeeven , dat gy het
met
u T, <?9
met Uwe aandagtige opmerking moet ver-
eeren,
V . G e e f er my eene befchryving van.
A. De Zeepuist , dus geheeten , om dat
z e naar eene Puist g e iy k t , beftaat uit eene
Schulp van v y f ftukken , ongelyk van ge-
daante en grootte , zweemende meest naar
eenen afgefneeden kegel , bov^n open ,
doch onder met eenen fchulpagcigeh bo-
dem digt geilooten , waar mede z y op Steenen
, Schulpvisfchen , en de bodems der
Schepen vast kan zitten. Vie r kleine
Schulpjes , aan het Diertje gegeeven ,
diemen , om de bovenfte opening te iluiten
o f open te zetten. D e grootfte kegelagtj-
ge Schulp heeft drie o f vier vliesagtige
ftreepen waardoor het Diertje in ftaat
i s , om., ngar maate> het g ro e it , zyne wooning
in de rondte te kunnen uiczetcen.
Boven uit: de opening fteekt het Diertje
twaalf kromme Vedren , geleed en mec f y ne
hairtjes bezet, Deezen trekt de. Zeepuist
geduurig uit en in , am haar voed-,
fel te bekomen. Van binnen liggen deeze
Veeren opgerold,, gelyk de tongen der K a pellen
: naar maace z y die uitfteekt , ont-
rolt ze dezelven , en een weinig laager
heeft ze agt andere- korter en, dikker Ved-
ren van eene purperagdge koleur , die
nooit uit de fchulp komen , hoewel fom-
E 3 tyds
-Ü: I'
i,,