
fee ook Op bnze Eikenl T o t dat
dooriteekt z y met haare Boor een Blad ^
ten ftort j op den bodem van het gemaakci
g a a t je , eenen Drop van'haar fterk V o g t ,
Waarih z y ‘¿dn o f meer Eitjes legt, He'c
Slad dus gewond >, en het Sap , deels
foor de kwetzing , van zynen gewoonea
loop afgeleid , dsels befmet •, begint ronda
het Eitje uit te vloeien , en zieh fterk
te zetten. Als dan door de Buitenlucht
droogende en hard worden de , krygt het
de gedaante van eene N o o t , die voedfel
krygt uit het Blad , 'en dus van tyd tot
tyd grooter wordt. Het binnen zittende
Eitje Wordt intusfchen uitgebroeid : eea
Wormpje komt- eindelyk te voorfchyn , dat •,
gedrongen zittende , beiluiten moet zyn
eng huis te verwyden ; des knabbelt het
aan deszelfs wanden , maakt zieh ruimtes,
«n voedt zieh met het fteeds opwellend
fap , tot dat het in een Popje verändert *
ten daarna in eene Vlieg * Welke deeze woö-
iiing , met haaren Snuit doorboort , ea
Aäaröp w'CgvJiegti
V . En wat daii ?
A. Eene flükfche Rpin heemt hietop haa-
TCn flag waar , en gaat , door ’ t gaatje
kruipende * in dit verlaaten huis woonen
om zieh voor ’ t kwaade Weder tC verfchüt-
k n j maakende haar net daar buiten —
femmigé Lieden , hier omftfeekk woo'nem
’d e , en van dit gehdm niet weétende *
plukken deeze Eikengalnbotftn in ’ c najaa'r
fef , en' zit- er dan , by ’ t openen , Cen’e
Spin in ’M dan voörfpeilen z y y d e l y k
eenen zagten ; doch vinden zy er eèn'e Vlieg
M , dan ' v’oorzeggen Z y eenen harden. Winter!
V. Nu is de knoop al meer o'ntbonden 5
Ik behoef niet ' verder naar de nuttigheid "der
Infeéì'èn te • vraagen ? . '
A. Wél gezegd. W ie zou toch verwäg-
ten , dat rnen'de groote Biblibtheeken van
den ' àcht'ingswaàrdigen-jFAGELH "vän wylen
den ervareh m e e rm a n ’ , fieraáden der Gd-
leerdheid-y Pr'onkftukkeä van - de- ed'elheid
des ■ Mehs’chlyken Vern'uftis aan ’ t fteekeh
'eener-Vlifeg zou fchuldig zyn !
'V . - Van waar- komen toch , dikv/erf ’ in
eenert zeer körten tyd j Zo veele V lie g en ,
cn waartoe - dienen z y ?
- A. Vermids - de wy fe Sch'épper ’dezelven
VoortbVägt * f om' de groote fcHakel der Na-
tuur vast te 'm'aaken , en 'ze in ’ t byzöndeir
beftemde tòt-éene lekkerè' fpyze voor jóngè
Vogelen en ' andere Infeden ; ’ zo fchonk h y
z e eene Vruchtbaarheid , die alle ' v'erbeel-
ding te böven gáat.' Laat twee Vliegen paa-
ren , vervolgens ook de jongen ; die z f
teeleü , eh alles gaa vooffpotdig ; dan ¿ule
in zès Viaanden 3 -Van één‘paar ouden ;
' i l L DEEL, F twbelijÄ'
!
1
I n