
-1, I
Fl
Önder , daar de knegten zyn , en maakt
hen blind ; terwyl de Schipper vry b ly ft :
maar komt de Wind van a g te r , dan wordt
hy terug gekaatst door het opboeifel van
het Voorfehip , en moet dus naar agter
' , daar hy den Schipper in de Kajuit
...rrrefc , wiens oogen dan worden aange-
6 , middelerwyl de Matroozen i n . het
» »■. ronder geen hinder merken.”
Op deeze duidelyke uitlegging, ver-
Jv.iynt de W on d e rfp reuk , het R a ad fe l,
v i: Mirakel J /
A . Hoe dikwerf gebeurt dit niet i'n duistere
g e v a llen , ais w y maar wél acht geeven
op alie omílandigheden , waartoe b y geloovige
Lieden maar zelden willen k o men.
Z y volharden liever in het bygel
o o f , dan dat z e willen onderzoeken.
; V . ’ t Is egter v re em d , dat de Dampen
van dit broeiend Wier. zu lk eene uid-
werking op de Oogen hebben ?
A. Heeft niet dikwerf een koude fchraa-
le Voorjaars-wind, dezelfde kragt op ónze
Oogen ? Hebt gy dit nooit tot uwe fmert
ondervonden ? Konden w y de Lucht zo
w é l ais het Wier onderzoeken , ' w y zou den
ras vinden , waarvan zulk een onheií
komt. Toen eene Blesch . met uitgeperst
Wierfap , my door den Heer c a a r l ge-
zon den , om het fcheikundig te onderzoeken ,
door
door de ilerke gisting , tot myne groote
fm e r t, fprong , en ik geen versch Wier ,
tot het uitpersfen van ander fap , en het
doen van proeven noodig , krygen kon ,
hebben de ervaaren’ Apothekers v a n r i e m s -
OYK en e ORTER in ’s Haage en Alkmaar zieh
der moeite van het onderzoek willen ge-
troosten , om ons te leeren , uit welke
Hoffen het Wier beilaat , die , by de
broeing , oorzaak van het blind worden
zyn.
V. W y zyn van ons fluk door deezen
aangenaamen uitflap afgedwaald : w y fpra-
ken van de z e e p l a n t e n ; keeren w y we der
to t dezelven , en verklaar my , o f
z y in alles gelyk flaan met de Landplan*
ten.
A. D e Zeeplanten , waarvan de meesten
ons onbekend zyn , om dat ze op
eenen diepen bodem groeien , verfchillen
van de Landplanten daarin , dat eenigen
nog Wortelen nog Bladeren hebben ; maar
alleen uit fly v e Stammen en Takken beftaan
, vastgezet , niet op den grond der
Zee , mogelyk om dat dezelve door de
geduurige fchommelihgen der Wateren daar
ondiepe gronden zyn , te los is ; maar
op klippen , op fteenen , op hoorns , en
op fchulpen , waaruit z y egter geen voed?
fel trekken ; maar dat door haare opening
s
' ! 1
t
'■-.i
tf
'M - i
i-’ *
U'h
i r
l l
fe l
. ■