
< i «
ne onkunde ! Ik ilaa verfteld over deeze
laatfte fraaie ontdekking ! Planten zuiveren
dan de befinecte Lucht !
A. Ja , PJanten zuiveren de befrnette
l.ucht ! Herdenk hier het te vooren ge-
( I Deel bladz. 436— 438) dat de
F.. I'yk e Voorzienigheid twee middelen ,
2" t Water en de Planten , verordend heeft
A „ een tegengift voor de nadcelige eigen-
A happen der Lucht , die door miiiioenen
aitgewaasfemde Dampen van allerleie aart ,
- uit alles in dezelve opgegaan , onbekwaam
moet Worden tot de ademhaling , en ze lve
dagelyks tot verrotting hellen , ware
er dus niet in voorzien. W e lk eene voor-
behoeding voor den Menseh ! WeJk eene
onverge]yl?elyke Zorg ! ------ Die lost U
volkomenlyk op uwe bedenking , waartoe
die verbaazende menigte van Planten dient.
V . Hoe gefchiedt dit toch door de G e wasfen
?
A. Ik heb U dit van het Water ve rklaard
, zo goed ik kon : ft zelfde mag
men van de Planten zeggen ; hoewel het
voor ons een geheim b ly ft , hoe de Plan-
ten’ die rottende hoedanigheid uic de
Lucht wegneemen ; hoe z y zulks doen ,
zonder er zelven eenige letfel van te k ry gen
; en hoe z y die vuiie deelen der U itwaasfemingen
zo wél ten onder brengen.
Roep
Roep bier eenen hoogmoedigen op zyne
kundigheden ; roep eenen waanwyzen , en
laat hy U , dat leeren ; o f kan hy niet ,
hy blooze , en worde nederig.
V . Hieruit begryp ik , dat men kwalyk
doet , wanneer men de Bosfchen uit-
roeit , welken toch zo veel tot reiniging
der Lucht kunnen toebrengen door de hooge
uitgebreide Takken , en menigte van?
Bladeren ?
A. In alles moet eene middelmaat g e houden
worden ! D e Schepper z e lf geeft
ons door zyn eigen voorbeeld deeze les.
T e veel Boomen , en bygevolg geheele
Bosfchen belemínerén de zuivering des
Dampkring* , die dagelyks door de Winden
bewoogen moet worden : hierom zyn
Bosfchen nadeelig voor Landen en Steden.
O f waarom zyn er te Alkmaar , gedekt
door een fierlyk Bosch , bekend onder den
naam van den Alkmaarfchen Hout , drie
zieken in hec Najaar , wanneer er maar
één is in het openliggend Hoorn. Aan den
anderen kant behooren de Steden (die altoos
met vulle Dampen zodanig zyn op-
gevuld , ' dat iemant , die van buiten j
uic eene zuivere Land-lucht , in de Stad
k om t , dezelven aanftonds kan rieken) B o o men
te hebben , deels offl gedekt te zyn
tegens de nadeelige Winden , deels om de
'X 4. ftiafl
’ A’
ft» A
„ f t
si
ft] ii
1 ;
l ì