
I * » .f
h J
h
'ñ
1 1 1 ! " ' ' ! Í
; i l l ; : ; I ; ,
( \ !
if
• 1 Í ? * i
.
U ' i
r » ?
AI :
) ;
t
S 4 8 Y ER S CHI L IN DE PLANTEN.
vast verband tusfchen deeze Planten en
den Menseh is) een overeeniletnmend Ge-
heel o f een' Heelal uitmaaken ; even ge-
iyk de zeven Gewesten onzes Vaderlands
riftcwel elk J o o r eigen’ Wetten' geregeerd *
. door de Unie van Utrecht verbon-'
V./' ZU;, tot één Lichaam , en», onder
»C»; »■'aten en W e t te n , niet meer daa
‘ F s/ibiiek uitmaaken.
■ a wat dacht g y verder ?
A Hoe zeer het moge hlyken , dat
Piaiten Planten zyn , en dac ze alien
jtammen , Takken Bladeren , en Bloe^
men hebben ; evenwel is het verfchil tusfchen
dezelven oneindig groot — Ik peins-
de dus by my zelven „ dat nederig Maschie
is , een B o om , en welk verfchil is er
egter tusfchen dat en anderen : de Geni
a n is en b ly ft de Gentiaán , evenwel
Ohtmoet men er wel twintig foorten v a n ,
alien zo gelykvormig , dat men z e Jigte!
lyk voor eenerlei zou houden ; een Eik
is een ^ E i k , niettemin tele men zesèhdertig
verfcheidenhedea in dezelven en met dat
alles zyn , en blyven z y egter Eikehboo-
men J Welk Menfchelyk Vernuft hadf immer
een Plan van zo veele verfchiJlende
Planten kunnen ontwerpen , ik -laat ftaaa
hetzelve uitvoeren!”
V. En wat dacht g y al verder ?
A. ik
?Á ¿/ M i*/'
{/ny e ? ' i / i te .
• y/C(>,yo/ie77, tiù’/?'