
i I
U í
i ’
ß ,, íi
den Muut weinig zynde , niet meer dan
er door den Wind op f tu i f t , welke met de
vruehtbaarmaakende l^alk vermengd wordt ,
io moet het ander door de Lucht ver-
• orden. B y dage zuigen z y het
•voi/i i door de W o r te len , die open mond-
• /. bben , om dat altyd in te Jaaten :
,-V nagt gefchiedt dit ook door de Blade-
jsn. Zou dit fraai geheim in oude tyden
ft bekend geweest zyn ? W y hooren ten
TO.listen van den Aartsvader job deeze
V / aarneeming. Myn wortel was uitgebreid
aan het water , en daauw vernagtte op mynen
tak. X X IX . 19.-------- Kon men een
middel vinden , oin de hoeveelheid van
voedfel , dat z y uit beiden krygen , te
onderfcheiden ; dan zou men mogelyk z ie n ,
dat er de Lucht zo veel toe doet als de
Aarde.
V . Kunnen z y nergens anders in groeien
dan in de Aarde , dan op de Muuren ?
A. Gelyk gy Tulpen en Hyacinthen
op glazen , alleen met water gevuld , en
in den winter vóór fchoorfteenen cn ven-
llers gezet , ziet wasfen ; zo groeien
ook de Planten in vermolmd h o u t , mosch,
zaagfel van hout , zand , katoen , o f '
papier , met water befproeid : dan , g y
moet dit niet aan de gemelde ftoffen ,
maar alleen aan de Lucht en het Water ,
met
met veel olie en zouten bezwangerd , toe-
fehryven : waaruit dan volgt , dat Boomen
en Planten in alle gronden kunnen
groeien ; eene zonderlinge proe f van Godlyke
Goedheid jegens den Menseh , die
overal moet woonen , en overal Boomen
en Gewasfen dient te hebben. Dan , dat
vreemder is , deeze groei wordt fte rk e r ,
wanneer men de Planten , eenige weinige
uuren daags , eleftrifeert , het geen ook
de uitwaasfeming der Gewasfen bevordert.
Dus blykt daaruit , dat een Eleftrieck
Vuur tot het leven , en den groei van
alles noodig is ; en dat het , vermenig-
vuldigd zynde , de Planten fterker doet
wasfen , en vrolyker deren. Hierom groeien
‘ ze nooit beter dan by onftuimig en regenagtig
Weder , wanneer er meer eleftrieke
ftoffe in de Lucht is , dan anders.
V. Z y groeien dan door Water en
Lucht ?
A. Ik onderftel , dat gy nu weet , wat
de Zon , wat de Da auw , de R eg en , de N e véis
en de Winden daar toe doen. Herinner
U myn gezegde , ( I Deel bl. 109.) dat de
fchudding in de Boomen , door de Winden
, derzelver fappen meer naar boven
doet ftygen , en dus het lo o f vroeger
daarop doet komen. Dus is Wind zo nutiig
voor hun ten deezen aanziene , als de
• . R 3 be-
S .- Í'
Iff
'.V "
f t ; 1 '
l i