
i f .
„i :
t 5::
li.-:,.:¿ ’
! : ri
IH: i Jtlf I*: t ■
' i l i: I'
if;
io ds Mannetjes dan in de W y f je s , by vooN
beeid , in fominige Muggen zyn’ de Sprie»
ten der Mannetjes gepluimd als een veder»
bos ; doch die der W y fje s zyn glad , en
beftaan uit leedjes ------ In fommigen z y a
z y zo k le in , dat men ze niet kan z ie n , en
in anderen zo groot , dat een zeker In fe d i,
geen duim lang , Sprieten van anderhalven
duim lengte h e c f t Ook is de plaats
en de w y z e , op welke z y die draggen , /
verfchillend.
V . Waar toe dienen deeze zo wonderbaa-
re Sprieten ?
. A. G y zult zien , dat fommige InfeGen
hun aas met de Sprieten zoeken : evènwci
o o k , dat anderen ,! die geen voedfel gebrui-
ken , gelyk de Uilen der Zydewormen ,
Sprieten hebben. W a t zaL ik' U daii hiervan
meer zeggen ? W y zyn omtrent dit
gering ftuk noch zeer onkundig ------ Misfehlen
ftrekken ze in fommigen tot het ge-
hoor , o f tot den reuk , o f tot een ander
gintuig , o f tot fieraad.
V . Hebben z y dan geene o o r e n ?
A. T o t noch toe heeft men ze niet
kunnen vinden ; hoewel z y ze hebben ,
doch Y o o r ons , weg§ns de gedaante ,
plaats ^ o f kleinheid , noch onkenbaar ge-;
bleeven ; want waartoe zouden anders Kre-
jkels, Krieken, Sprinkhaanen, en verfcheiden’
To^»
i' -u
,.‘ f-
Tprren eene ftem hebben ? Om te zingeh ,
zult gy zeggen : maar dän moeten z y ze kerlyk
van anderen gehoord kunnen worden
, welken daartoe Ooren dienen te hebben.
V. Z y bezitten dan ook eenen r e u k ?
A . Dit weeten wy zeker ; want eene
V lie g , des zomers, door een venfter in
myn huis körnende, ruikt niet alleen , bp
eenen verbaazenden verren afftand , het
VIeesch , dat in myne kasfen fta a t; maar
z y ' weet ook het nuttige van ’ t : fchaa-
delyke voedfel door haaren reuk te onder-
fcheiden. Een Mannetje ondcr de Infee-
ten v in d t , op die w y z e , ook dikwerf het
W y fje . ^
V . D e Ipfeiften hebben ook o o g e n ?
A. Nader een weinig tot dat Infeht, en
g y zult ze duidelyk genoeg zien ; doch ze
ftaan vast in het hoofd , en dus zyn ze
buiten de mbgelykheid van ze te kunnen
draaien. D a n , dit gebrek heeft de Schepper
op eene verwonderlyke w y ze willen
vergoeden. Veele Vyanden hebbende , en
zieh telkens daartegen moetende hoeden, be-
boorden z y v o o r , agter , en ter z y d e , en
waarom ook n ie t , ten zelfden tyde en met
veel gemaks, hun aas te kunnen zien. Hier-
ora hebben z y eene verwonderlyke menigte
van Oogen ontvangen, met welken z y niec
a l -
i'l
vt ri
t f
r i | : i1
ülU; 1 i '
f '