
van a lle s , in zo geringe Schepfelen gelegd
! -— Gy kunt de nette Even-
redigheid der D e e len , alien naar elks
ilaat gefchikt , de juiste Meetkunde , en
het keurig M aak fe l, ’ t welk ik Ü in
de Oogen en Vleugelen a a n i l ip t e n i e t
aanzien , zonder uit te roepen : „ hoe
konftig werkt hier de Godlyke Hand 1 ” -----
G y kunt de Lichaams Leeden der In-
feften niet vergelyken by de fynile W e r ken
van de 'handen der Menfchen, by
vo o rb eeld , een fyne Naald niet by den
Angel eener B y e , o f gy zult den laatilen
, • met het Microscoop b e z ien , vol-
maakt glad , maar de eerfte vol kuilen
en hobbels bevinden — — G y kunt
eene Brusfeifche Kant by het Webbe
eener Spin niet ve rg elyk en, zonder aanftonds
te merken, dat de draaden van
de laatfte g la d , blinkende, en, fyner
zyn dan de draad, door de . beste Spin-
fter gemaakt: doch die der ceerfte fu w ,
en dooreen geftingerd, gelyk eene Ka-
beltöuw. Des zult g y dan Tnoeten uit-
roepen : , , onze keurigfte Werken zyn lou-
ter broddelwerk by die des Almagtigen ,
by - a lle , by de minfte deelen van de
heele Schepping! ” — ~ G y k ü n t , ein-
d ö ly k , geen Water zien , rood van k o leur
gemaakt door millioenen In fe ile n ;
¡¿y
g y kunt geen Styffel kooken , en daariö
Aaltjes vinden , die laaten verdroogen j
en , twee jaaren lang verdroogd geftaan
hebbende , weer bevogtigen * en de Aalt*
jes zien herleeven : g y kunt geen Zand-
korrel onder ’t oog krygen j uitgehold ,
om tot een huis voor een Diertje te die*
nen : g y kunt geen agt millioenen , twee-
tnml honderd , en tagtig duizend Diertjes
in éénen Waterdroppel befchouwen , en' er-
by denken , dat elk van alle deeze Diertjes
volmaakt is .; dat elk alle lichaams Jeden
heeft , elk de fyn ile buizen en ingewanden
, waarin fpysvertering en ademhaling
omgaat , o f g y moet U verliezen van
verwondering , g y moet over zulk cené
onbedenkelyke kleenheid uitroepen: „ God
is groot , ook in de kleinfte dingen l h
er , ergens in de wyde Waereld en Z e e ,
een getal zyner benden?” Job X X V : 3.
'V. Hoe gaarn vereenig ik • my met ü
in denzelfden l o f ! ------- Dan , g e e f my
vryheid , om te mögen vraagen , welk
befluit ik daaruit trekken moet ?
A. Geen ander dan dit „ dat de alver-
mogende H an d , die ons vo o rtb ra g t, niet
bepaald was aan eenige gedaante o f groot-
heid ” , — Zigtbaare o f onzigtbaare Schep-
feJen te vormen, zo groot als een Paard,
c f zo klein als een der zo even gemeldé
HI. DEEL. C Wa*
I ' y " ]
I''
J ,. ,
(■
I I :
Í--
.::f' 1
ii
1
, -
'■'i
11
*I' . «L11- t v:
1■>¡1
' •
Ui_
i
-
Hi 1
Í