
ÄH
I'M ;
it( 1
i f
1 ’
Í ;
| i ttr i
j I'li'ai -
ruìgc Rups vindt men rond , groen , en z a
glad als porcclein , met drie witte kringeo
omgeeven —— Wie vormt deeze Eitjes !
in fommigen ten getale van vier o f vyfhon^
derd, door eene byzondere zorg , zagt van
fchaal. Welk een ongemak zouden toch zo
veele barde fchaalen in ft teére l y f geeven
! ------ W ie maakt d e ze lv en , zo dra
z e geworpen zyn , hard in de lucht 1 — ^
Eene andere wonderbaare zaak ! W ie leert
anderen , de Eitjes op die bladeren , welken
z y zelven e e ten , cn de jongen alleen lüsten
zullen , te leggen ! ------ Wie doet
fommigen geene bladeren maar Boomen ver-
kiezen , en de diepfte reeten der fchors op-
zoeken , om dezelven daarin veilig te plaat-
zen ! W ie leert haar de Zuitizyde des
Booms kennen , en daar de lit je s te leggen,
om , vroeg in het voorjaar , door de warme
Zonneftraalen gekoesterd , es op hunnea
tyd uitgebroeid te worden ! — - . Wie
leert der Ringryp haare Eieren , allerkeu-
r ig t s t , rondom een dun takje van eenen
boom , te zetten ! ------ Wie zegt aan andére
Moeders, dat veele vyanden daarop
Joeren , om ze tot voedfel te gebruiken,
en dat z y deswege dezelven begraaven moeten
, o f aanftonds met wol bedekken, o f ,
gelyk de Spin , in eenen Zak met zieh om-
voeren J —— Wie leert foramige Vüegen
met haare boor een gaatje in de fchaal
van de Popjes der Rupfen te maaken ,
de daarin fchuilende Kapél door haaren fteek
te dooden , en in derzelver lichaam haare
Eitjes te leggen ! ------ Wie leert de
uitgebroeide Wormpjes zieh te voeden
met de geftorven Kapél , e n , in VJie-
gen daarna veranderd , uit het gaatje , door
haare Moeder geboord , uit te gaan , vyan-
aeer w y , eene fchoone Kapél met onge-
duld verwagtende, niet dan VJiegjes kry-
gen !
V. Wonderbaare dingen, gewisfe blyken
van een Wysheid en Z o r g , die niet uit te
drukken is ! D a n , ^welk voedfel fmaakt
den ouden en den jongen b e s t ; want ik
denk al weer andere fraaiheden hiervan te
zullen hopren ?
A. Alles fmaakt h u n , hoe ftinkend en
bitter het z y . VIeesch , wortels , hair , pe-
per , drek , hout , fteen , bloemen , krui-
den , enz. behalven olie ; w a n t , Indien z y
allen op dezelfde fpyze te gelyk aanvielen ,
zouden ze die geheel verdelgen, en ein-
delyk ze lve van gebrefe vergaan. Spyzen ,
van welken men het in ft geheel niet ver-
wagten zou , ftrekken hun ten n u t te : de
Reckende Brandnetel zelve vocdt veele In-
fedlen. Eene P la n t , welker fcherp Sap de
barde hufd onzer handen kan doorbyten,
B 5 en
,
11
Ili