
2 5 2 L I C H T , NOODIG VOOR PLANTEN.
beweeging voor ons Lichaam is — Voorts
moet gy denken op het af- en toeneemen ,
als ook op den Hand der Maane , die ,
op den Dampkring werkende , zeer veel
"nvloeds op de Gewasfen kan hebben. ft Is
■’ ar , men heeft hec , Gemeen , wegens.
hardnekkig aangenomen gevoelen , lang
- ; doch men komt er thans van te-
! fti. let Is te wenfchea , dat men , cen
»■i f : ro van ons Vaderland , hierop naauw-
iceuriger in het vervolg zal letten , ora
meer kundigheids van het Weder te k ry gen
, dan men tot dus verre gehad h e e f t ,
h e t , geen van hoog befeng voor onze Landlieden
en anderen is ----- . Laat my , na
deeze aanmerking , tot het Iluk wederkee-
ren. E r is noch i e t s , dat de Planten*
niet kunnen misfen , ft welk gy egter niet
zult vermoeden voor dezelven noodig te
■ zyn.
V. W a t is dat ?
A. Een Hemelsch Voedfel ! Ik doel op
de bekende alleruitmuntenile fyne vloeiitof-
f e , die w y l i c h t noemen , welke , zieh'
met de eerile beginfelen der Planten ver«
mengende , dezelven onderhoudt , voedt ,
beter getleld , gezonder en lustiger maakt.
Neem eens eene proe f van deeze fraaie
waarheid. Zet eene Plant in ft duistere ,
«y zai beginnen te kwynen ; en laat gy
ze'
L I C H T E K A M E R S. 2 0 3
ze daar in blyven , dan zal ze ten laatilen
ilerven.
V. W ie kon deeze zeldzaamheid , van
welke ik te vooren nooit hoorde , vermoeden
? Misfchien heeft het Licht denzelfden
invloed ook op onze Lichaamen ? Hebt
gy daarom eene zo heldere , zo vrolyke
Studeerkamer en Eet vertrek ?
A. T en aanziene van ft eerile , geloof
ik , dat het Licht invloed heeft op onz
e Lichaiunen , en denzelven zeer noodig
is L van ft ' andere denk ik het volgende.
Onbedreeven’ Bouwkundigen , van welken
men voorheen een al te groot getal gehad
heeft C zie maar eens de fmalle Straaten
der oude Steden , o f onze oude Huizen
, die donkere gevangenisfen verbeelden , )
maaken dikwerf al te donkere Wooningen
en Karners : en w y , die ons veeltyds
moeten fchikken naar de zaaken zo als
w y ze vinden , dewyl de zaaken zieh niet
altyd naar ons fchikken , zyn v e rp lig t, ons
aan zulke vertrekken te gewennen , waaraan
onze Natuur , door eene günstige be-
ílélling des Scheppers, zieh o o k ', hoewel
niet altoos gaarne , onderwerpt , en
er indedaad aan gewent. Dan , met dit
alles , is het ons eigen , in een fomber
vertrek fomber te denken ; en daarom moet
men allen Leerlingen altoos aanraaden ,
R 4
rui
M .
. " » V l