
fff iff J" I f
Í ' i' Í
i f ffl
' iX X :
r l
342 W V N.
A. G in d s ch a a n dtin Zygevel van myn
Huis tegen het warsme Zuiden ftaat de
heldere witte-, en de blaauwe müskadel-
LEDRuiF. Kunt gy . dvEezen o f dergelyken
ooit aanzien zonder' te denken : „ de gryze
v. . vlagtige lelyke Stam , en de doffe Bla?
y . " I des Wyngaards n oeten wel zwigten
’ ; ’ den fchoon vernistien , gouden , zil-
:->f,n o f geheel groener', Hulst met zyne
" ige fteekels , dus bezorgd , om daar
n 'je -zyne fraaiheden onbefmot te bewaa-
: dan , komt het pp voordeelen aan ,
' ver moet de laatfte voor* den eerften
w yK en !” Zulk een verfchil , »als w y hier
tusfeben deeze tw e e B o om en vinden , ftelde
de Schepper ook tusfchen ■ de uiterlyke
fierfels der niets beduidende p r a g t , en de
inwendige in ft hart ftil fchuilende nuttige
Godsvrugt — W ie verwagt van dee-:
zen aanzienlyken Boom' den edelen w y n ,
eene Olie voor ons natuurlyk Leven , een
Geneesmiddel voor Kran k en, eene Ver-
tiroosting voor Bedroefden , » leen " Behoed.
middel tegen ■ Treurigheid , eene Verkvtik-
king voor Vermoeiden , een beerlyk Mid-
del ter onderhoudinge der dierbaare G e zondheid
? — - Hy , die , op de Brui-
lo ft te» Kana , bet Water in W yn ver-
anderdei, fchen'kt ons den W yn nit een
H o u t , dat Water uit »den grond en uit
de
o o r z a a k DES KQOPHANQE L S . 3 43
'de lucht •'trekt , den wyn ; - ’J i e , het hart
des menfchen. verbeugt , . doende het aangezigt
blinken van olie. Pf. C IV . 15. O f is
deeze dagelykfche igebeurtenis > fchoon geen
Wonderwerk ,' een„minderLWonder dan hét
e e r fte ? Is er minder Almagt en Goedheid
toe noodig ?:>?"*-- f t 'E e r f te gebeurde maar
eenmaal , dit alle . jaaren. " ” . ' '
V . Uwe Loffpraak ter eere van den al-’
tyd wonderdoenden j e s d s . is wettig ! '-(Zfy
leert m y den billyketi pligt van Dankbaar?
heid —— Dult egter ééne bedenking
onze Vaderlanders plukken wel Druiven ;
maar ontbeeren den Wyn.
•A. Moeten., we . dit " niet* wyten aan, onze
traagheid ? Zouden we geen’ F W yn "F heb«
ben , indien \ye eenen ruimen overvloed
van Druiven r hadden’ ? — — D a n , het
z y zo , dat w y er niet altyd gunftig W e der
, o f eene genoegzaam gefchikte plaats
tot Wyngaarden hebben , 1 o f willen uitzoeken
; moet één* Land* noodwendig alle
fchatten der Scheppinge , en andteré "Ko*
ningryken der Waereld niets ’ daarvan’ heb*
b e n ? — Is het kwalyk gefchikt ,fedat
GOD , een byzondei Voortbrengfel- aaa
'een Land fcbenkende tot een wettig ' ei-
gendom, hetzelve fommige Landen onthoudt ;
doch die met andere voordeelen begiftigt ,
om ' dus-., door onderiingo verruilihgen en
Y 4 kan-
¥ '
il 'I X,
' l l ' ' 1
» j . :il I IT'I
Is
1;;
; m