
I
Hi
l\ '
M r . !
il
! -I! ■!
' f'
Ih i ■ :
/., ' i
■s; -,
/ /i; ' '
ii!
'/ i;|.i
' 'll : i I
'J' ! fl
ll ' : 'v
V;t
'lèmeéster 'én Eéwindhebber aldaar 'een
tondig Man van een edel karakter , het der
moeite waafdig keiirde ; een itnk van eenè
Biank 'deezer doorboorde H u id , niet raenig-
yuldige Wormén d a a r i nmy ten onderzoe-
ke te 'ZendeH. Ik befchouWde ze met ver-
baasdheid , daaruit leerende', dat w y de
Z e e - Infeaen , 'en 'derzelver nadelige Ve rmögens
ho'ch maar weinig kennen. Hoe
verdwyn't hier 'ohz'e trotschheid , hoe ydei
is onze - mens’chlyke kràgt op ’ t gezigt der
Verwoestingen , aapgeregt door "zulke nietige
Wormen ! ------ Laat ik bpitàan , bm
het ituk der Plahk te haalen ft, en U die
Vreemd Verfchynfel te vertoonen . . . . ;
Z ie nu het geen ik gezegd heb !
V . Hoe veele Gaten in één ftuk Planks f
A . Hoewel dit illik (Flaat- 2. Fig. I . )
maar vier duimen , • Rhynlandfche maat ,
breed ; doch byna zer lang is , ziet g y
tegtet daarin niet minder dan negeniien ge-
boorde ronde Gaten (één Vierkant Spyker-
gat uitgezond'erd) ■waaruit de Kokers der
Wormen ui'tkyken ; terwyl g y ; aan de
andere zyde van dit Ituk ; tweei'nveertig. G a ten
teilen kunt , zonder Kokers daärin te
zien , öm dat de Worm'en haar deeze bo-
venzyde , die eigenlyk de binnenkänt der
Scheepshuid is , zyn doorgeftrongen ; doch
allen rdet zo verre , dat men ze reedS
E 2 zieh
•'fl
I ?
‘ i
'^ 1 i i f M
ii ^ À
“M .