
Imi,.
oli '
■i I"
. 'M '
■ f t ;
I !>!<
' I l
: z
Nevel , ¿Odanig de Velden dekkende', dat
ik niets , kon onderfcheiden ': th?ng is de
p l v e geheel , afgetrokken ; alles] i s : zo
fchoon en , helper gewordep,, dat gy er
geen fpoor van ■ vinden kunt , ft geen my-
»e gedachten deedt valien op de volmaakt-
M J der, vergeevende , Genade. ft G e lo o f
'» "•dt hier gefterkt door een Zinnebeeld,
"ft de Natuur ontleend. Wa t zegt de„
‘f t * God m dat einde ? Hoor dee®e
" ' " Jitipraak. J e f X L IV . 2 2 . , Ik
A uwe dm'treimgen . uiß. .als eenen mvel ,
t e ons eerst ::l^lette Jets te zien , doch
z e lf daarna meer gezien wordt ,• w
Ufe zondep als eyne wolke , die mep* veel*
tyds aap deg Heme] ziet d ryw n ; . doch die ,
gaande w e g , , door den wind- zo verdund
wordt , dat, de geheeie W o ik . yerdwypt
T-*— Ik dacirt , aanfchouwopde dp fchoone
^qn , alles* daarpa verliqhtende , aan dat
verhevep woord der hooge Majefteit : Ik
formeere het^ licht , en ßhepge ß ‘ dpister.
nis- . . . . Jkyßfi-- Ifleere doe ,alle- deeze .dingen.
Jef. X L V . 7. En vervolgens]-de-.Planten j
ZQ fraai door den Nevel ep dep Daauw
bepaareld , zo glinfterende inet- alle kolep*
p van dep %genboog , onder myn oog
omen e , ]ps ik ip dezelven het opde -bej
e l , dat , tot beden - ftand grypt , alleen
ddOl ecp| a ly irp iQ o g e r te on d e rh o u d ip g .
God
God ■ zeide , dat de aárde uitfchiete grasfcheutkens
, ■ kruid zaad zaaiende , yrugtbaaf
geboomte, draagende vrucht naar zynen aart ,
welks zaad daarin zy op de aarde : en het
was alzo. Gen.- I. li.-
V . En bier b le e f het by ?
A . Neen ! Onder eene verwondering over
eene zo grootfche urtfpraak , zeide ik ,
in eene ftille taal „ O myn eeuwige Maa«
ker , welk eene ongemeene groote Ver*
fcheidenheid , ook» hier in uwe Schep*
ping ! De Vloer der geheele Aarde is
met Planten beflagen , en deeze zyn geene
Menfchen , geene Dieren , geene V o gelen
, geene Visfchen , o f geene infecten
, maar ft zyn Planten ; en hoe? wyd
verfchillen ze van de gemelde Schepfelen f
Kunnen geenen zieh beweegen werwaards
z y willen , om hun voedfel tc zoeken ;
deeze Gewasfen ftaan vast in de Aard e,
en dus miet zo gevormd zynde , dat z y
zieh kunnen roeren , om elders den kost
te gaan zoeken. Zo hebt gy , O eeu«
wige Wysheid ! het beftemd , dat het
voedfel nu tot 'd e z e lv en nadert” .
Deeze Planten gelyken eene kleine Provincie
te zyn , beftierd door eigen’ W e t ten
J die , met alle andere Schepfelen
vast verbonden door de wonderlykfte tusfchen
infchietgöde fmeltingen (alzo er een
D 4 vast
Si
Í
3.1 ’
- , . •
I '