
li, !
PI
f •
. . . . i f
..J " I;!1:
t
Iii
4 :
9: i
ir
ii
i 3 I
Jm 1
: (I I' 1
i
'3f t ' | i :
f f ' i .
/ ■
Í0 4 K . R E K
g8. Z y waren bqnt van koleur ; het l y f
en de , pooten paarsagtig ; de ■ vleugelen
ongemeen . groot , en bruingeel ; de "bors.b
en deyen groen ; de kop blaauwagtig; met
korte ; fprietcn de . oogen ' Uitpuilende'ft
fcherp van gezigt , ■ en dUs-niet ligt te-van»'
; n. .-Dit k leine: p ie r braveerde de. trotsch*
r id van den ■ Menseh-, ' vermeide ■ alles
en was alleen door éene Hemelfche hand;
te weeren.- Gelukkig , dat; z y eerst'
i a . September * Eieren: leggeij ; ' W y p
je vyflig o f m r ig - , , die ,i zelden'^. zo goecj
Weder bebben j ; vdsjt;, z e alien 'uitkomen /
o f de uitgekomen’ het leven ■ lapgl- behou*
den apders mogt ons ■Vaderland;;,-:-, in den
jaare 174p en in de volgenden , gebeefd’
bebben voor ' eene gewisTe • verwoesting. O
V . ,, Godlyke Voprzienigheid boe , zou
J, het; met ons - afloopen , , ipdien gy niet"
„■ waakte l- Hoe ongelukkig zou m,yn ,Va-"
„ der land; : zyn ,- zo ' g y niet ' regeerde !,
Het geringAe . kan onS; vernielen ! ” - -'
A. Uwe aanmerking is billyk ! . Gy.i'maet
nu .ook" den krekei, leeren ■ kennqn * i die ,
als b-voorjaar . aankpmt , ’s morgens^ zingt
fraaic dagen aankQndig,c , bn ; geene ande--'
re zorg .fcbynt 'te bebben dan om. t<?
behaagen. A l wat aan dit Die r tje ' is ,"
moet U ook bekooren. ’ t -Verbaazend aan-■
taj; Oogen J, als ,rui£j,es , zeer fyn ge--
‘ ' ' - . iiiaakíi ’
'b.
K R
V- ■ ■
E 1C B Í,.
■
maakt ; tusfeben beid,en tji-ie anderen , d&
|tadde. Oogen geheeten , i^iehoekig o v e f
b hoofd gefchikt ; het Borstftuk -, mei
Ijsten o f uitloopende randen verfierd , bob
yen in; dm gedaante van. .eenen., driehoek
de Buik van b Mannetje , (-want b Wyf-'
|e zingt niet) tot den zang * even gelyk
die van -den Sprinkhaan", . dus gevormd ,
dat de eerfte ring van o n d e r . doorgefnee-
den , en de tweede ingetrokken is — —
Tusfchen; beiden eene aartige; Holligheid*
yerdeeld in tw e e '/C e lje tje s , , gefcheiden
f ooy eenen kieinen'. driehoek welke de
Kas van deeze Kiayecimbel isft — Twee
Vliezen , qp den grond, van ieder Cellet-
je ' gefpannen., , zo wit glinfterende als eem
fpiegel , . en , q ter regter. zyde befchouwd ft
ibliitterende/men alle ' de/kpleuten van den
Regenboqg : cwep groote Spieren/ in b
binnenfte / v.a^; • • d ie rtje , elk beftaande
uit een bbsje JVezHs , ' Iqs op elkande^-
geplalct •, die , 'de naby gelegen ; deelen
fchuddende,, eenen weerkiank op de twee
y iiezen doen gebooren wojtden., en dm
alle de Echo’s der buitenfte holligheid laaten
medewerken. Deezen maaken den zang
des Krekels D e Boor aan ’ t agtereinde
van b W y fjp j, waar. mede het kleinp
.takjes d o o rb o o r t, en in die gaatjes de
Eitjes legt — de voorzigtigheid deeze/
< G J Moef
i
'
. '<1iF «I