
F * j ’ ; !• 7!
r -
i " i (
ffil
, * I
] ’■
I'* *«
.' if!,/
^ a <
; 1
1 !
i f f
1 " '
i : ,j j . :
■ i, t ' v
'■!
i X '(
Steenen ziet groeien , moet gy vastftellen ,
dat z y al hun voedfel uit de Lucht haalen.
V . Waarom groeit de eene Plant op de an?
dere, en waartoe zo veele foorten van Mosch?
A. Kunt gy iets tegens de w y ze Schepping
van zo veele kleine Plantjes hebbea ,
wanneer z y den Vogelen tot Nesten en
ons tot Geneesmiddelen dienen ; wanneer
z y dus de groote Schepping meer vu llen
, zonder ’ t welk zeer veele gaapingen
daarin zouden overblyven , en dus minder
Planten een beftaan kunnen hebben ?
V . Ei ! laat er my eenigen naauwkeurig
bezien.
A. Thuis komende , zal ik U eene Verzameling
van onze fraaie ‘ ihrändfehe Mosfchen
laaten zien. Kan uwe nieuwsgierigheid
zo lang niet wagten , vergenoeg U
dan met deeze Afbeelding , • (Plaat 6. )
die een deezer Plantjes vergroot vertoont.
V .' O welk eene fchoonheid in die
Moschje.............. D e lange Plant , die ik
daar zie , fchynt ook zeer fraai ?
A. Zeer fraai op ’ t oog , aartig geleed ,
de leedjes in elkander gezet , maar zeer
fchaadelyk ! v r u
V . Ik d a ch t, dat alle Planten , hoe fchaadelyk
, egter eenige nuttigheden bezaten ?
= A. Ik g e lo o f die ook ; doch de nuttighedeq
van alien zyn ons noch geheel onbe
/
H i
mm
S'.
fe