
V. G y hebt my geleerd , dat ze beilaan
uit a a rd e , water , . Jucht , v u u r ,
oJien , en zouten“.'' ., . ’
A. Wel nu ! uit dezelfde.r.fcoffen zyn
ook de Gewasfen geformeerd. Z y - dringen
s“' - ’t Eaad' in , eh ontwikkelen'■. hetzelve.
ift.:: indedaad verwonderlyk "Werichyniel !
een handvol -A ard e ' van " den Igrond ,
i’.ou- ze , en steg my d a n , zoudt
„ .» o v e n , dat g y -de grond floffen ■ in
hand hebt , waaruit de bianke Le-
de purpere Sto k ro o zen ] - de fraaie
Ranonkels , dc - lieflyke' Anjelieren , de
fmaakelyke fappen der Druiven , ' der Per-
liken , der Peeren en der Appelen worden
zamengefteld ? ------ Een gedeelte Van
die ftoftTe houdt zieh op in de aarde, in de
Jucht, in den regen, in d e fn e euw , in den
n e v e l , en in den hagel : en wáiineer de
A a r d e , door telkens bezaaid te worden , te
veel van die ftoffen verliest , en dus uit-
geput wordt j kan men ze door twee mid-
delea herfteJlen , naamelyk , o f door m e s t,
o f door dezéivé eenigen tyd braak L e Jaaten
itggen , dat i s , één jaar te laaten rus-
ten , gelyk onze Landlieden doen in
welk laatfte geval de Lueht , de " Regen
«n de Zon -Jlles wederom ■ herftellen.' ;
V . Ik begryp n i e t , ' zo dezelfde ftoffen
öorzaak van den groei der Planten zyn ,-
» “ waarwaardoor
derzelver Smaaken zo zeer kunnen
verfchillen.
A . Ik' begryp U ! G y wilt , by voorb
e e ld , zeggen : hoe kunnen de Amersfoort-
fche , Nimweegfche' en Vugtfche Knollen
; > hoe kan de Seliery van ’ s Hertogen*
Bosch ; hoe kan de Leidfche Bloemkool ;
o f hoe jiunnen de geele Hoornfche W o r te len
zo zeer in fmaak overtreffen foortge-
lyke Gewasfen , in’ andere deelen onzes
Vaderländs gegroeid ?
V . Dit bedoelde ik. indedaad !
A . Z y genieten , zult g y zeggen ,. denzelfden
invloed der Zon , dezelfde L u c h t ,
denzelfden Regen , .en .ftaan byna in dezelfde
Landftreek. En dit is ook z o , N ie ttemin
de Gronden verfchillen , en waarfchynlyk
doet eene ' weinig verfchillende
Lucht al zeer veel , om aan een Plant
eenen verfehillenden Smaak te geeven. Zo
g y hieraan tw y fe lt , moet g y U herinne-
re,n , o f g y geene; jaaren beleefd hebt ,
waarin min o f meer Regen en Hette oorzaak;
wjren , dat de Moeskruiden en 'Vruch-
ten den regten fmaak niet’ hadden. Ik kan
ej- my verfcheiden te binnen brengen. Dus
heeft niet alleen de Grond , maar de
Luchtsgefteldheid deeze; verandering voortgebragt.
.. ; ■
V Ik kan evenwel die Zouten en Oben
in
?"