Imii'Ié
L
i
i w •
164 A t G E M E E N E
Salade-rupsje, (het kleine,'^ zie Kool
rupsje, (het kkim.')
Satyn-capel, zo wordt genoemd de FUnder,
uit d'. hruinachtige Wilgenrups
voortkomende, I. 234.
Schade^ die de Sprwgkhaanen kunnen
veroorzaaken, hebben Oofienryk^ Bohemen,
Mor avie., Silezie eti Thüringen
in den jaare 1693 ondervondcn, en
Silezie andermial in de iaaren 1727 en
1728. IL 258. •
Schadelyhe , ^de,) geele en graauwe
Koolrups, letievem haare verandering
tot in een Dagvlinder der tweede Clasfe,
1. 86. enz. Deze eet behalven de
kool- en moeskniiden, 00k de bladeren
van de wilde Nachtveil, ald. 86. aanm.
De gedaante der Eieren, waaruic de e
rupfen voorikomen, is kegelvormig en
geel van koleur, zynde in de lengte mec
veele verheve ribbcn voorzien , mflclicn
welke men iets breeder en diepe voorens
befpeurt, die gezamentlyk, overdwars,
rondom het geheele Ei, niec
kleine nog dieper kerfjes voorzien zyn,
aid. 8Í!. en aatim. Eene dezer rupfen
in haare volkomen grootce wordc zelden
bovcn de i • duira lang, en ze is
een goedcn llroolialm dik. Haar hoofd
is rond en heldergraauw, befprengd mec
tedere cn verheven flippen, en rondom
zwart bezoomd. Van boven over het
lioofd loopt, van den hals af tot aan
den bek, een zwarte llreep, die zicli
in fl fcheef loopende linien verdeelt,
Over den Rüg loopt eene fnialle zwavel
geele linie, en op ieder zyde van
den'buik eene dergelyke, iets breeder;
doch alle drie loopen ze van vooren tot
achteren recht door. De grondverwe
van het lyf ter wederzyde is helder
graüinv, ald. 88. Op ieder ring Haan
veele, ¡en deele groote, ten deele kleine
zwarte flippen digt by elkander, welke
van verre eene groote zwarte vkk
gelyken. Het laatfle lid van 't lyf is ,
benevens de beide Acbterpooten
en het geheele lyf over inet tedere hatten
begroeid. De 6 Foorpooten zyn
zvvatt, en de 8 ftompe Euikpooten geelachtig.
Als de tyd der verandering naby
is, begeeft ze zieh na de wanden der
tuinen of huizen, of zoekt een boom of
een anderen ftengel van een ftiuik ,
waar aan ze zieh vafl zet, en fpint een
draad om hetlyf, ald.%^. veranderende
in eene Pop, wier hoefdverwe, gemeenlyk,
wiiachtig bleek-groen is. Da
geheele opperWakte dezer Poppe is mec
veele kleine zwarte flipjes getekend,
waarvan de meefte en grootfte, op de
uitfteekzels, met tedere witte randjes
omzoomd zyn, ald. 90. Omtrent de
vleugelfcheden ziet men eenige regels
kleine flrecpjes of flipjes, die van achteren
fchuins na beneden loopen. Naa
14 dagen komt daaruic , by zomerdag,
de Vlinder te voorfchyn. Deszelfs
Achtervkugel is in het geheel
bleek-geel, en aan den voorflen rand,
tot aan het Jid, iets geeler bezoomd ,
met geele zwarte äderen doorvveeven ,
en tulTchen deze met zeer kleine zwarte
flippen befprenkeld. De voorße vleagel
is veel bleeker, en zo wd aan den
voorflen, als buitenflen rand flnal-geel
geboord. Byna midden in den voorflen
vleugel flaan 2 ronde zwarte vlakjes.
Hec voor- en acbieiiyf lyn graauwachtig
wit en hairig; de Oogen geelachtiggroen,
en van boven met een wit rand.
je omgeeven. De Pooten zyn, even als
het Lyf, graauwachtig wit, aU. 91.
D e grondverwe der Voor- en Jchtervleugelen
is wie. Aan den voorflen
vleugel is de buitenfte en voorfte hoek
zwart,
I i • ;.
B L A D W Y Z E R . I Í 5
zwart, zo verre als hy op de onderile
zyde des achtervleugels geel is. De
Achtervkugel vertoont, aan zynen
voorflen rand, een enkel zwart vlakje.
Het/y/is, op de bovenvlakte, graa iw
en mec hairen bewaflen, die ook gedeeltelyk
de leden der vleugelen bedekken,
ald. 1)1.
Schadelyke, idegezellige Oranje geele
Rups , met zwarte ßreepen over den
rüg en op de zyden, henevens haare
verandering tot in een Dagvlinder der
tweede Clajfe , I. 81. enz. Deze is
eene van de eerflen, die in het voorjaar
wordt gezien, ald. 82. en wordt in
haare volkomen grootte byna li duim
lang. Het hoofd met den hak is zwartachtig.
Op ieder zyde gaat een zwarte
flreep, van den hals af tot aan het einde
, tuflchen welken het ganfche bovengedeelte
Oranje-geel, doch in de leden
iets donkerer is. Over den Rüg ziet
men een breeden zwarten flreep. Ondcr
den zwarten zyde-flreep is de buik graauwachtig,
en heeft by den flreep, in 'c
midden van ieder lid, een zwart ipiegelpuntje.
De 3 paar voorfle Pooten zyn
zwart, de 4 paar huikpooten geelachtigbruin,
en het paar achterfle wederom
zwart. Wanneer de tyd ter veranderinge
begint te naderen, maakt ze op een takj
e , zo wel van achteren, alsom hetlyf,
tuíTclien den derden en Vierden ring, een
draad over zieh heen , waarop zy haare
Poppen-gedaante erlangt, ald. 83. Naa
14 dagen komt 'er een Vlinder üiiwoon,
doorgaans in de maand Jtily of Augustas,
ald. 84. Deszelfs Vleugels zyn
geheel geelachdg-wit, alom mec zwarte
aderen doorreegen, die na den buitenflen
rand wat zwarter zyn, en iets breeder
uirloopen. Het Lyf is van boven
zwartachtig graauw, van onderen wit
achtig, en alom met hairen bezet. De
Oogen zyn bruin, en de Kop heeft alles,
wat de Vlinders dezer tweede Clafle
doorgaans hebben , ald. 85.
Schadelyke Koolrups, zie Koolrups , de
jchadelyke.'y
Schadelyke Rupfen, zie Rupfen, Qfcbadelyke,)
volgens I. 306.
Scharminlcel, zo noemc men den zeer
langen en mageren, buitenlandfchen
Springkhaan, II. 380. aanm.
Schepper, fde,) heeft ons wel in ieder
Inieit, gelyk in alle zyne overige werken
, genoegzaame merktekens eencr
oiieindige Alniacht en Wysheid voc\
oogen geileld; maar nademaal zieh ,
geduurig, by het eene meer vohnaaktheden,
dan by het andere openbaaren ,
zo moet ook, zoniwylen, dat geene ,
welke wy als iets buitengemeens aan
eenig Schepzel ontdekken, ons tei aan.
fpooringe dienen, om naauwkeuriger en
vlytiger acht te geeven op de overige
dingen, die wy anderszins nalaatig, zoo
niet gansch verachtlyk, zouden aanzien ,
alleenlyk daarom, dewyl ze ons te alge.
meen voortkomen, I. 209, zie mede
212.
Schepzel, dit ieder fchepzel, tot het Ryk
der dieren behoorcnde, zyn oorfprong
uit het Ei heeft, en dac by alle foorten
derzelve het vrouwelyk geflacht reeds
zynen ganfchen voorraid van diergelyke
eiertjes mede ter waereld brengc, welke
door den tyd, door het mannelyke zaad,
of alle te gciyk, (gelyk by de meefle
Infcäen geichiedt,} of veele van tydtoc
tyd, of ook weinige van dezelve, zo
als de natuur van ieder foort het naanilyk
medebrengt, en de toevallen gedoogen,
verlevendigd, en tot hunne volkomenheid
gebracht worden, is en blyfc
eene altoos waarachtige flelling, 1.348.
X 3 Schild