' i r
i t
44 A L G E M E E N E
( '
over den Rug loopt, in de lengte, eene
dubbcle, cn veelmaa!s orerdwars afgeb
r o k e , eenigzins doffe , en daarom
naauwlyks kenbaare okergeele linie. Voor
't overige is alles aan haar zwart, zelfs
de 16 Pooun, maar de 4 paar Itompe
huikpooten liebben bniine zoolen. Haare
Doornfpitzea zyn volkoraen zwart,
tanielyk lang, en meer met tederà ftyve
hairen, dan met bytakken bezet. Op
elken der 3 cerile ringen, op den hartvormigen
Kop volgendo, Haan er vier,
o p elken van de 7 volgende ringen zes,
en op eiken van de twee laatften weder
\'\txald. 136.137. De gedaante der Pop
komt na genoeg met die der andere Poppen
dezer Clailè overeen; maar haar
achterdeel is raeer gekromd, en tusfchen
dit en het voorlle deel is eene groocer
inbuiging. Op haar« ringen heeft zy ettelyke
reien laage vfrattenvormige fpitz
e n , cn aan het voorile deel zyn de
verhoogingen, die anders de oogen en
neus vertoonen, naauwlyks ziehtbair.
Haarc koleur, inzonderheid aan 'c ach.
terdeel, is bleck tegelrood, of liever
blinkend roodbriiin, doch hier en daar
donker of zwartbruin, en zo zyn ook
, de verhoogde wratten en fpitzen, ais
mede de Staarifpits. Naa 12 dagenkorat
'er de groóte en ichoone Paerlemoer.
vUniler iiit, ald. 137. Aan den Ondervleugel
van dezen ziet men raecr Paerlemoer
vlakken, dan aan den Bovenvleugel.
De grondverwe der Ondervkugelen
is akoos blceker, dan die der Bovsnvleugelen,
en genoegzaatn ilroogeel.
D e zilverblinkende Pacrelmoer-vlakken
liaan niet alleen op een byzonderen groenen
grond, maar hebben ook eene teder
e , ongelyk breede, zwarrc, en tusfchen
de fchaduvv en het licht verdeelde
bezooming. De grondverwe der
bovenvkugelenis meeHal donker oranjegeel;
maar aan den uiterllen hoek wordt
ze even zo helder of bleek íboogeel,
ais die dcr Ondervleugelen. In den overigen
donkeren grond is de bovenvkugel
met lonter zwatte vlakken, van onderfcheide
vorra en grootte, befprenkeld.
Op dezen Vlinder ziet men het getal van
1556 verkeerd geplaatil, ald. 138. De
Spristen zyn tamelyk lang,- hebben boven
aan den top dikl;e kolfies; zyn van
boven, tot over de helft, altoos okergeel,
en van ondcren zwart. De Oogen
zyn van een blinkend graauwgroen,
daar eenige zwarte punten door heeti
fchemercn. Het voorlyf is okergeel,
doch iets befrauld. De 4 lange, mee
klaauwen voorzicne Pooten zyn helderer
dan de 2 voorile kolfachtige voelpoolen,
ald. 139,
Doornrups, Qde gezettige Fluweel zwarte,')
z!e GezelUie Fluweel zviarte
Doorm-ups.
Doortirups, (de gezelligs ^zvjanaohtige ^
zie Gezellige , zwartdchtige Doornrups.
Doornrups, (Je gezellige, zwarte hruin
geftreepte en geboornde,') zie Gezellige,
zviarte, hruin gejlreepte en gehoornde
Doornrups.
Dootnrups, ide geheel zwarte, gehoornde
en gezellige,) zie Gebeel zwarte,
geboornde en gezellige Doornrups.
Doornrups, (de groote gezellige,-) met
geel-roade vlakken, en haare ver andering
tot in een Dagvlinier der EERSTE
CLASSE, I. 7. enz. Deze wordt de
groote Doornrups gcnoemd, oin dac
zy overül met groote doornüchtige punten
bezet is; en de gezellige, door dien
ze altoos van andere Riipfen haarerfoori:
verzeld gevonden wordt op alleriei foorten
van IVilgebomen. 'Haare eerfle huid
is
B L A D W Y Z E R . 4 5
is bruin-zwart, en met körte doornpuntjes
voorzicn, ald. Voor haare laatile
vervelling vertoont zy op den Tiü^geelächtig
roode vlakken, en is n".et körte
zwarte doornpunten voorzien, maarnog
zonder hairen. Haare grootte is dan ¿¿n
duim, :oaar volwailen zynde is zy, naa
de laatile vervelling , byna duim lang,
ald. 7. 8. Her Hoofd is hartvormig, in
het midden iets ingeboogen. Aan den
Bek gaan a ipitzen of punten nederwaarts,
die de Vteetpunten worden genoemd.
Het Z^/' beilaat uit 1 o afdeelingen.
Aan den hals en aan de ringen
te zamen bevinden zieh 8 paar Pooten.
Op den Ä Bg ziet nien de geelachtig
roode Vierkante vlakken, waarvan
ieder ring, den eerilen en de 2 laatilen
nitgezondcrd, ¿en heeft. Deze vlakken
worden, in de lengte, door den zwarten
flreep doorfneeden , die over den
geheelen ring war breeder uidoopt. Op
alle ringen ziet men, behalven de körte
graauwc hairtjes, zwarte ecnigzins lang
e , doch zeer ongelyke Doornpiinten,
ald. 9. In eeue Pop willende veränderen,
hecht zy zieh met een weinig
jpinzel aan de achterile pooten vail, zo
dat het hoofd nederwaarts gekeerd , en
zy omtrent den buik binnewaarts gekromd
is. In die geilalte <idn dag, of
wel langer gehangen hebbcndc, verändert
zy in eene Pop. Dezs Pop vertoont,
aan de boveniyde, een Gryns,
een Mombakkes of Masker. Het ander
gedeelte der Poppe beilaat in 8 ledcn,
aan welke 7 paar fpicze punten zyn. Voor
't overige is de kolenr ilykachtig of
donker-bruin, ald. 10. Deze Pop 14
dagen in die gellalte gehangen hebbende,
korat er de Vlinier uit voort, ald.
I I . De verkeerde zvde van deszelfs
vleugelen is graauwächtig zwart, met ,
vede afgezette dwarsdreepen zwartiichtig
gemarmerd, en aan den luiienrcnd
met een brnin-witten zoom geboord. Op
ieder Ader der vleugelen ziet men, in
een zwarten grond, blaauwächtige hartvormige,
en aan den rand der 2 voorile
vleugelen bruinüchtige witte vlakken.
Ook heeft elke vleugel, byna in her
midden, een klein geelachtig wit vlakje.
Deze Vlinder heeft, gelyk alle dagvogels
der eerfle Clajje, niet meer dan 4
Pooten, en van vooren nog een paarhairige
ilompjes. Het Lyf is doorgaans
zwarthairig, en aan den Kop ilaan 3
ronde bruine Oogen. De bovenvleugels
zyn donker-bruin-rood, als fluweel, cn
hebben een breeden geelcn n n d , waarin
men, even als aan de onderzyde, langwerpige
zwarte ilreepjes of flippen zier,
en in den zwarten grond ilaan fchoone.
blaauwe hartvormige vlakken. Ook
hebben de bovenfle vleugels, in zodanigen
grond, 2 geele vlakken, welke na
den kant van het hoofd fmal gebordunrd
zyn, met kleine zwarte cn geele dwarsflreepjes,
ald. 12.
Doornrups, (de kleine, helder-hruine,
zwart gevlakte,) met den wilten ruggeßreep
, bcnevens haare veränäering,
b e h o o r e n d e tot de EERSTE CLASSE der
DAGVLINDEES, III. 65. enz. Haara
lengte beloopt niet boven drie Vierde
van een duim. De Kop is klein enrond,
bruin van koleur, en von vooren met
eene zwarte driekpntige vlak vercierd. De
grondverwe van haar lyf vertoont zieh
genoegzaam bniinächtig graauw, en ieder
lid heeft cttelykc doorni'pitzen, op
het cerile vier, op ietler der volgenden
zes laagere, en op her laatile vier körte.
Dizt doornfpitzen hebben cene okergeele
koleur. Boven over den Äeg loopt
een witächtige (Ireep, en ter wederzyde
3 vaa
ki
a
i ' >i