7 4 A L G E M E E N E B L A D W Y Z E R. 75
Hmmel-made vvordc genoemd de Nacht-
, vUnder, die uit de gefpikkeUe groetie
•Rapj voortkomt, I-V. 184. aanm.
Hoofdfoonen der Springkhaanen zyn tivoe,
te weeten de eigcnlyk genoerade
Springkhaanen zelve, en de Krekels,
.11. .50-
Hooi-fpinnen, zie by Clafen der Lani-
, fpinnen.
líoorn-rupfen worden de rupfender eerße
Claffè, ter oorzaalte van de uiclfeelten-
" : de hoornen, van veele iiefhebbers der
Infecten genoemd, I, aanm.
Ihut-hokken, zie Hout-Kevers.
Ilom-Keiier, (M kleine z-wane, dunlynige,
zie by ^out-worm, (de kleine
Oranje-geele.y
Ilonikever, (de Z'Jiart bruine,) uit den
. Eikenhoom of ande - hard hout mortkomende,
li. 117. enz. De IVorm
X'an dezen Houtkever beloopt in de lengtè
omtrent 2 duiraen. De Kop van dezen
is eenigzins breed en Kattanje-bruin
van vooren met eene fcherpe overdvvars
ilaande geblttang, en onder deze met
4 korte vreetpunten voorzien; waar
boven is bovenlip eene balfronde,
helder-geele viale , en achter dezelve
een graamvacbtige dwarsilreep zieh vertoont,
ald. 110. 121. De Kop mei:
het cerile lid zyn beide beider Okergeel,
waar tegen de overige leden of
ringen witter zyn, dan de eerlie. Aan
leder zyde heefc deze worra 9 taraelyk
kleine ¡ucbtgaten. De 3 paar Ponten
zitten aan de 3 eerile leden, en, dewyl
de overige leden geene pooten bebben ,
20 beweegt zieh de Worm, ofkriiipt,
door de zamentrekking en uitfteekingder
overige leden, in het hout voort.
Over het midden van den Rüg ioopc
eene donker-groene linie, welke op de
2 laatfte leden rood-bruin wordt. By
zyne veranderinge maakt hy eene beflooten,
ovail-ronde, en van binnea
glad gepolyfte wooning, wairin hy
nog omtrent 8 dagen als worm blyft
liggen, en wordt dan eene Pep. In
het begin is deze geelächtig-wit, wordt
naderhand brniner en donkerer,- doch
naa 3 of 4 wecken konit 'er de Kever
uit voort. Deze is in het begin
insgelyks wit, maar naa 8 dagenkrygt
hy de noodige hardigheid, en eene
donker-bruine koleur, ald. 121. Het
Mannetje is merkelyk fmaller , dan het
Wyfje, De Sprieten aan het eerfte zyn
veel zwaarer en dikker, dan aan het
t>atlle, alhoewel ze aan beide uit knobbelige
leden bellaan, ald. 117. De
A kleine Vreetpunten zyn oker-geel.
De Oögen zyn tamelyk groot en ver--
wiilfd. De 6 Púoten, die alie eveii
lang zyn, hebben aan hunne kleinile en
uiterile deelen eene helderer of nieer
rood-bruine koleur, dan aan de grootere
leden, ald. 118. De EiVre« zyn , in
bet begin, flroogeel, maar worden naa
eenige minuten bruiner, ald. 119.
Houtkevers, kenmerken derzelve, zie Eigenfcbappen
en Kenmerken der Hautkevers.
liout-rups, (degrmte, roodeen envleeschverwlge^')
bene-jem haare verandering
latineen NACHTVLINDKR Í/ÍR TWEEDE
CLASSE. 1. enz. De grootile van
deze foort van Rupfen is omtrent 4
duimen lang. De Kop is blinkend
zwart bruin van koleur, ald. 283. en
ten aanzien van het lyf niet heel groot..
De Dek is raet een fterk gebit, na eene
Knyptang gelykende, voorzien. De
groóte en breede Plals heeft eene koleur,
die uit het vleeschverwige in 't
geelächtige valt, van boveh met een
zivart-bruin blinkend fchild voorzien.
De
De Groiidverv/e des huiis en der zyden
is geiyk die van den Hals. De
groóte breede Rugßreep, die fchoon
rood van koleur is, ziet raen wederzyds "
uitgerond. Op de huid ziet men, ter
wederzyde, eenige korte en tedere hairtjes.
De 8 paar Pooten hebben de
grondverwe van het lyf , behalve dat de
klaauwen der fpitze voorpooten bruin,
en de liompe huikpooten onder aan niet
een bruin reepje bezoomd zyn, ald.
284. Haar Spinzel, by de verändering,
is gansch gladj rond verwulfd,blinkend
en graauw van koleur. Het Foorlyfisi
Pop is tamelyk hard; de Rüg van boven
zwart, en de vleugeljchedeti met
den Kop donker- of bruin-rood. Het
Jchterlyf is, van onderen, fchoon
goud-geel, doch VCn boven wat rooder
of Oranje-geel, íj/¿. 28Ó. Naa 3 wecken
koüit 'er de Vthider uit, ald. 287.
Deszelfs Kop is bruin, en met een paar
groóte zwart-bruine Oogen begaafd ,
die zieh op donkere pTaatzen vuurig
vertoonen. De Zuiger is niet zeer lang.
De zyden van het Voorlyf vj^i bruin;
het kort hairig Achterlyf bruicächtig
graauw. De buitenfte randen der 4
vleugelen zyn wel niet uitgefcbulpt ,
maar met een breed graauw boordzel
vercierd. De Ondervleugeh zyn iets
-graauwer van koleur, dan de bovenvleu-
^ffls. Door deze laatlle loopt een
donker-bruine dwarsilreep ; binnenwaarts
in denzelven ziet raen eene groóte
nom rups,(^defchtone ioog gCc-fe,") die
zieh in de Jppelboomen ontboudt, en .
witte viak, en buitenwaarts na den
rand nog verfcheide ongelyke vlakjes
van die koleur, ald. 589 De Pcomi
zyn, mitsgaders bet ganfehe onderlyf.,
fterk met donker-bruine hairen begroeid.
De Eieren zyn langwerpig rond, bei-"
der-bruin van koleur, en tuíTchen beide
zwart geñreept, ald. 25)0.
tot' de TWEEDE COASSB der NACHTVLINDERS
behoort, III. 343. tnz. Deze
Rups, in haare volkomenheid , beloopt
duim, en haare grondverwe
is fchoon blinkend hoog-geel , ald.
244. Eik der ringen vertoont 10
zwartblinkende, verheve punten. Het
Tanggeblt is zwart, en aan den Kop
ziet nien 2 zwarte Oogen. Boven op
het eerfte lid ftaat eene iets verheven,
zwart-bruine , groote, fchildvormige
harde vlak. De 6 fpitze voorpooten
hebben, gelyk mede de 8 ßompe aan
den buik, de grondverwe van liet lyf,
maar de nafchuivermet de kleine
aehterpooten , zyn gansch zwart. Haar
Splnzel maakt ze in den tak, waarin
ze zit, veiändert in eene Pop, waaruit
in het begin van Auguflus de VUnder te
voorfchyii komt , die korrelächtige
Sprieten heefr. Hy draagt zyne vleugeh
dakvormig, welke , naar geraade
van hunne lengte fmal zyn. De boven'
vleugels Valien , hier en daar, wat in
't geelächtige, en de zwarte puntjes
zyn donkergroen. Het ganfehe Lyf
is, op eene andere wyze, donkergroen
, fpeelende teifens eenigzins in 't
blaauwe. De vlakken van het bcrflfluk '
vertoonen zieh zwart, en de Pooten
hebben dezelfde koleur, ald. 245.
Hont^eoesp(de grootfle^) behoorende tot
de eerße foort der WIPPEB-WF.SPEN,
nevem haare voortplmting, en andere
eigenfehappen , II. 504. en^. De
Warm , waaruit deze Hout-'weip voortkomt,
woont meeftal in week hout,
doch nooit in hard hout, Hy verändert
ettelyke reizen van huid.- Zyne
koleur is bleek en helder Okergeel, en
de Kop, welke niet zeer groot is, heef
K 2 eener
i i r -
¡í'íi'
, r
i - :