Í'íi
5» A L G E M E E N E
geheel donker-bruin, en, galyk ook de
bovenjchenkds, iijct wollige hairen
overtoogen, ald. 130.
Esnzaame , bruine Doornrups , (^de,')
tuet den hreeden geekn flreep over de
Riig, benevem haare verandering in
cm Vlinder, behoorende tot de BERSTE
CLASSE der DAGVUNDERS, I. 41.
enz. Wanneer deze Rups haare grootfle
geflalte bereikt heeft, is zy uitgeftrckt
byna 2 duinien lang. De Kop is
recht donker-bniin van koleiir, en met
körte puntjes of hairtjes begroeid. Van
den Kop af tot aan het uiterfte einde
van den laatllen ring loopt een breede
beider-geele ftreep Over den rüg, welke
aan beide kanten een breeden donler
bruinen zooni heeft. De Buik., de
ftompe en fpitze Pooten zyn donkerbruin
van koleiir. Boven aan den hals
heeft de Riips een paar zeer lange doornen,
boven en onder even dik , on ongemeen
lang. De koleiir der halsdoornen
is donker-bruin: deze Haan recht
op, en flechts zo verre van elkander,
als de geele ruggeftreep breedis, aU.
43- De 2 groote hoornen aan het
hoofj dezer Poppe zyn niet zo lang en
fpits, als aan de meelle andere. De
JSeus is wat wanfchapen; de hals is tamelyk
diin , en het niiddenlyf daarentegen
des te dikiter. De grondverwe des
Hoofds en der Vlengelfcheden is voorwaarts
bleekgraauw, dech van achteren,
cm de hoornen en den mg na beneden,
geelachtig bruin. Wanneer deze Pop
geen fpadeling is, en omtrent I4dagen
op baare plaats heeft gehangen, komt
de Vlinder ter waereld, ald. 45. De
Ondervleugels van dezen zyn tamelyk
groot; de buitenfle rand is aan beide
vleugels fchiilpswyze, en met een fmal
^eel boordzel omringd. , De grondverwe
des achiervkugels is glinflerenif
bleek.groeu, en de daarin zyndecieraaden
fchynen van zilver ingelegd te zyn.
De grondverwe der onderzyde desvoorften
vleugels is okergeel, en dej foi te.
rmd met een bleek-groenen llreep vercierd.
Aan den hovsnkant des vleugels
&an 15 äi I7zwarte vlakken, waarvan
eemgerond, andere hoekig, eenigefmal
andere breed zyn, doch 3 of 4 daarvan
iiebben de gedaante van een hart. De
koleur van liet vnor- en aohterlyf, als
niede van de bovenfchenkels der Pooten
IS bleek groen,- de Oogen zyn groot,
groen, en met eenige zwarte ftipjes
vooraen. De baardjpltzen, en het
paar ilompe, als ook de overige 2 paar
pooten zyn geel, van den fchenkel af
tot de klaauwen. De 4 vleugels van
boven hebben eene aangenaame oranjageele
grondverwe, ald. 46. De buitenrand
is rondom fmal- met een geel
boordzel. De overige grond is met een
groot getal zwarte vlakken van veelerleie
gedaanten vercierd, ald. 47.
Eenzaame, diklyvige, aazsnde op
Meine brandnetels, met baare verandsrtng
tot in een Vlinder^ behoorende
t o t de BERSTE CL4SSE der DAGVEINDERS,
I. 33. enz. De koleur der
reti, waaruit deze Rupfen voortkomen,
Js groen, en hunne figuur rond, en,
door een vergrootglas befchouwd, met
verfcheide inkervingen en een fynen glans
vercierd, ald. 35. en aanm. De Rups,
volwasfen zynde, is omtrent ¡i duim
lang. Op het hoofd, dat de gedaante
van een hartje heeft, Haan cene memgte
tedere doornpunijes, en op de
.2 eerlle ringen elk 4, en alle overige,
tot aan den laatften, hebben 'er
7 , en de laatfte 6 doornen, ald. 56.
De gewoone koleur der Poppe is
bruin-
B L A D W Y E R. 5 '
bruinachtig helder-graauvv, maar de
punten of hoogzels zyn donker-bruin,
nid. 37. Naa verloop van 14 dagen
wordt uit dezelve de Vlinder geboören.
De grondverwe van deszelfs
. Vleugels is zwait. Van den voorflen
rand af tot omtrent aan den achterilen
hoek loopt 'er een breede hoog Menie
roode, en wederzyds onregelmaatig
uitgefchulpte flreep dware door, en
uit dezen ftreep komt, by den voorflen
rand des Vleugels, een fmal krom
flreepje, donker-rood van koleur, zieh
uitftrekkende tot omtrent in het midden
der breedte des Vleugels. In den
zwart-blaauwen grond ziet men, in het
midden aan den voorflen rand, eene
groote Witte vlak, en achter deze nog
4 of s kleinere van ongelyke gedaante.
Ue uicfchulping van alle de 4
vleugels is rondom met een Witten
boord voorzien , ald. 38. Op de
Achtervleugels wordt men, naall dien
Witten boord, een diergelj'ke eenigzins
bleeker Menie-roode flreep, als in het
niidden der Voorvleugels, gewaar. In
dezen ftreep zit, tuiTchen ieder paar
aderen, een vierkant vlakje. De hoek
van den binnenrand is met eene langwerpige
bleek-blaauwe, en zwart omzoomde
vlak vercierd. Het ganfche
Lyf, en ook het hoofd, is op de bovenzyde
met zwarte hairen bedekt.
De achterfle vieugel pronkt met de
meefte cieraaden. In den buitenrand,
met eene witte gefchulpte linie omboord
, ftaan zo veele donker bruine
vlakjes, als deze rand hoeken of punten
heeft. Längs dezen boord loopt
eene geele linie van eene bleeke roozen
roode koleur, waarin men eenige
dnekantige bruine, en, tulTchen deze,
Waauwächtig-graauwe vlakken ziet.
G
Aan den rand, llcotcnde acn den boveni'lcugel,
ziet men eene groote okergeele
vlak, en, na het lid toe, cene
kleiner van gelyke verwe. De gelieelc
overige grond des vleugels is beiderbruin,
en met veele donker - bruine ,
graauwe, golvende, en getande linicn
overdwars doorweeven. In het middea
des vleugels ziet men een paar heeldonker
bruine vlakken, waarran zommigen
de getallen van 98 of 86 weeten temaaken,
en waarom hy ook van veelen de
nommer-vlinder wordt genoemd. De
buiten-rand heeft mede zynen Witten "
getanden boord, met zwarte fpitzen,
en andere kleine cieraaden. De onder~
zyde van bet voor- en acbterlyf is met
bruine hairen begroeid, en de Pooten
met de baardfpitzen zyn geel, ald. 39.
4 0 .
Eenzaame, (^de, dofgroene,') rups, dis
zieh op de wilde keol ontboud, benevens
haare verandering in eenen zeer fehoonen
DACJVUNDER, der BERSTE CLASSE,
I. 114. enz. De volkomen grootte
dezer Rups beioopt zelden meer, dan
I | duim. Haare koleur is meeftal dofgroen,
die zieh echter na den buik toe
in het Witte verlieft, wordende die dofbeid
grootlyks veroorzaakt door de ontelbaar
tedere, körte en fluweel-zagie
hairtjes, waar mede zy doorgaaos bezec
is, ald. loö. De 8 paar Pooten zyn
ook groen, en boven het achterfte paar
ziet men áe ßaartklep, als een uitfteekend
flapje, dat /pits toeloopt. De koleuren
der Poppe zyn verfcheide. Wanc
eerft is haare grondverwe altoos bevallig
groen; ald. ¡06. maar, in ouderdom
toeneemende, wordt haar fchoon groen
bleek-Oker-bruin. In April Mey
van 't volgend voorjaar komt de Vlindir
te vüorfchyn, ali, 107. Uit ee-
® aet'
S S R