i
A L G E M E E N E
wsegelyk blyfc Hggen, en naa verloop
van 12 of J4 dagen komc daaruic cene
v/ieg voorc, ald. 557. welke van andere
vliegen kenbaar onderfcheiden is.
Haar Kop, dien de beide Oogen bykans
alleen uicmaaken, is tamelyk g^ooc, en
Oranje-bmin van lioleur. Vooraandenzclven
ziec men een paar kone, tedere
en zwarte, hairvorniige Sprietjes uitrteeken,
die uit eenpnncje fchynenvoort
te komen en daar ond^r fìaac een gecl
wrattcnvormig deel, achter I?ec welke de
v;icce Z///^Tir"\'erborgen ligr. Ilaar morlyfoiborjifiiik
is van bovenzwarc,doc!i
ter vvedcrzyde en van onderen Oranjcgee).
De 6 ledere Pooten hebben hunne
inleding eenigzins zwarc. Hec dikke
Achterl'jf^ meerglad, dan rond zynde,
heeft van achteren een klein iiitfteekend
en nederwaarcs geboogen deel ; voar \
overige is deszelß grondverwe itisgelyks
oranje-geel; by ieder afdeeilng der leden
ziec men een zwarcon dwarsQreep.
Hec wordc van boven eenigzins bedekc,
door a zeer ilnalls, en doorzicbtige
Vleiigels. De koleur 'haarer Eisren,
is, volgcns SwAMMi'.RDAM, van een aangenaam
groen, ald. 558. aanm.
lyater-inp y {de fcboone hoog-roode^ of
M A A I , llf. 144. enz. De Kop nevens
hec Borßfmk is hec kleinde deel, zo dac
die Inlcél alleen uic hec dikke ovaal ronde
, en eenigzins platte Achtarlyf fchyne
te beftaan. De 8 Pooten hebben eerie
gansch andere inleding, dan by de Spinnen.
De koleur dezer Myc is lioogrood,
al4. 146.
• Watermyten, van deze zyn 'er maar 2
Jborten. De eene foort wordc flechts in
hec voorjaar, in poslen, fili ilaande wateren,
en zodanige vaten of bakken gevonden,
waarin men hec regenwacerverzamelc.
Ze zyn of heider- of okerbniin,
en den kleinen Spinnen ; die
Hechts de grootte van een gierllekorrel
bebhen, zeer gelyk. De tvoeade foort
dezer Watcr-mycen is hoog roodvanko.
leur, en komc volkomen overeen mec
die geene, welke zieh op hec land onchouden,
III. 145.
JVaiernimph^ (^de bruine en geele,^ bsnevens
haaren I-Vorm, en deszelfs verandering^
II. .207. enz. D^ ondcrvlakte
van dezen IVorm is inec geene
h:iiren begroeid, en helder of bleekgroenachcig
graauw van koleur, Tchoon
de Fooien dezeifde koleur als hec bovenlyf
hebben. Hec achcerlb en breedlle
deel dezer vlakce is, aan de zyden ,
gansch plat; maar door hec iaiidde:i
loopc eene vlakke roni ver^ulfde verhooging,
welke voor en achter ilnal
toeioopc. De Kop laac de gedaance van
een Masker zien, dac niec anders, dm
de Vangtang is. Zy is overdwars gelyk
een heim gefpleecen , eii van boven
loopc 'er, ovcr het midden, nog eene
andere, doch korcer fpleec, zo dac hec
bovendeel van die Masker in a andere
deelen verdeeld zy. Ds verandering in
eene Wacerniinph gefchiedc, zonderdat
de Worm alvorens eetie Pop worde.
Ten dien einde kriiipc hy, in '^uny ,
July, o^ Jugi ißus i uic hec water,
208. en zec zieh, duor middel zyner
fchcrpe klaauwen, hier of daar aan een
riec vail. Naa eenigen cyd barft de
wormenhuidj op den rüg van 'c voorlyf
van een, en eerlang komc de Wa'
ternimph, die alsdan nog zeer teder
en bleek vaa koleur is, alletigskens ce .
voorfchyn. De bovenfchenkels van haare
6 Pooten hebben eene oranje-geele
koleur. De grooce blinkende Oogen
zyn bruin, en de cuiTchen beide op hec
voorhoofd zictende wraccen geeU Hec
dik-
B L A D W Y Z E R. 42/
diHe cti rcnéc Imßßnk\-3Xihct loorhf
is n'ci veele hairen liegroeid, cii , •
Hevens de /vz/j, ook btiiin, maar heeft,
op ieder zyde, eenelaiigwerpige,groenachtig.
wi[tc vlak, en het overige van
het voorlyf, tuITchen de vleiigelen , is
insgelyks met eene burine loleur overtoogcn.
Het breede achtcrhf, dat van
achtercn nog (pitzer toeloopt, dan van
voorcn, is, naa de 3 eerfte leden , ter
wederzyde , met fchoone geele vlald;en
vctcierd ; en door den brainen grond ,
die tufichen beiden is, feherneren verfcheide
geelaclitige llreepen en trekken
heen. Aan 't einde van het loatfte en
jileinlte lid zitron 3 kone fpitzen. In
ieder der 4 vleugekn wordt, by het
lid, eene zwarte vlak gezien, daar een
cranie-geele fireep door heen Icopt, en
de tedere aderen des vlengels fehynen
tiiflchen dit zivart-geel door, maar in de
•vcori'leugekn ziet men deze zwarte vlak
naauwlyks half zo groot, als in de achterfle.
Het overigedeei dervleugelcnis,
behalven de zwarte aderen, beider en
doorzichtig, ald. 209.
fVaternimphen können gevoegelyk in ärie
foorten verdeeld worden. De eerjte
ßort vervr.t dczulken, die een langen
dun lyf, en een grooten ronden Kop
hebben : de IweeJe foort heeft een Kop
als de vocrige, maar zyn treeder en
korter van lyf; deze beide foorten
houdcn de vleiigelen in *t zitten even zo
uiigebreid, als of ze vloogen. De derde
[omt heeft ook een lang en dtm lyf;
maar is van de voorgaanden voornaanilyk
daarin onderlefeiden, dat ze de
vleogelen op veifchillecde vvyzen le zatnen
legge, en dac haar Kt p meer
breed, dan lang is ; WT,arom ook de oogm
zeer verte van elkander afllaan, II,
171>.
M'aUinmpben, (i/e grootfie foort van ,)
henevens haare woncicf haare voortplanlir.
g, en andere eigeiifchappen1IÍ5.
Deze behoort ontìer de eerfte foort,
doordien ze een lang en dun lyf, als
mede een grooten Kop heeft, en daar
benevens haare vleiigelen in 't ziiten
uitgebreid draagt. 2y worden van het
einde van Mai tot in September gezien.
By haare donker-briiii,e grondverwe
heeft zy zeer fgl oone en helder
blaauwe en groene vlakken, wanimede
byna alle de leden v.n het lyf
vereierd zyn. Doch deze \'lal;ken vindt
men aan andere dergelyke Waternimphen
zomtyds kleiner, nii eens helderer,
en dan weer donkerer. De doorziehtige
en glansryke Oogen, welke
bykans het grootlie gedeelte van den
Kop uitmaaken, en waarin men ettelyke
zwarte vlakjes van verfcheide
grootte ziet feherneren, fpeelcn hier
ook in 't blaauwe en geele. TufTchen'
de Oogen en boven den Mond is ee.
ne verhooging, die in 't groenachtiggeele
valt. Deze is by de oogen
zwart, en heeft van boven eene zwarte
vlak, boven welke eene kleine wicte
hcekvlak flaat, en waarby, ter wederzyde
. een kort, teder , zwart en
hartvormig Sfrietje te voorfchyn komr.
•Als de grondverwe der Waternimph
anders gelleld is; dan zyn ook, Velgens
dezelve , de Kop en de Oogen
van eene andere koleur; zo heeft eene
andere eene Karmyn-roode grondverwe,
op welke hier en daar geel-briiine
vlakken gezien worden. '£n, gelyk
de grondverwe van dezen rood is,
zo zyn 'er ook veele anderen, welke
een bjna gansch bniin gckoleurd l\f
hebben; en dir, benevens de eerftge.
melde foort, met iets bruiner vlenoer
f 2 len.
r
í:-
r
r'"