w Ml..
=4
rt
4 0
A L G E M E E N E
zoomd is. De Onäerzyde is in z o verre
anders v.m gedaante, dat de grondverwe
er) de ffreepen iets bleeker, en 00k eenigzins
anders van beloop zyn, ald.
Dag vlwder,{deÖranje gesle, hdiaanfcbe, )
der TWEED E CLASSE, IT! et veele äm.
kerbruine en beldei-geele vlakken verüa
d, en met Jmalk en langevleugeleri,
I V . 3S. enz. Linn^us geeft h"ni den
naam mnPolymtta,den Oranjevkugel
ald. aanm De beide langwerpige
ovaal-ronde Ondervleugels hehben cene
O r a n j e geel e grondverwe, en op ieder
z y n eenigzins (chuifls, in de lengte, a
reien zeer fcherp getande vlakken, van
cene donkerbruine koleur. In de beide
lange iovemkugelen is genoegzaam de
eene helft van den grond Oranjegee!,,
e n de andere zwavelgeel. De Vleugek
z y n voorcs getekend mec donkerbruine
ftreepen en vlakken. fiec lange en diinne
^ c h t e r l y f wordt na achteren eenigzins
d i k k e r , en verkrygt eene knodsvormige
g e f t a k e : De kieur is helder bruin ,maar
' de 6 tedere pooten zyn msc de lange
Sprieten zwart, ald-, 35. 3Ö.
Bagvlindsr, Cdefihoone oranjegeele,) met
zwarte en helder-geelevlakken, behoorende
tot de twe e i ì e classe, III. 234.
inz. De .VGorlle Flmgels hebben eene
O r a n j e - g e e l e grondverwe, in welker
midden men eene zwarte vlak ziet. Elke
vleugel heeft, längs den btiitenrand ,
eene breede, zv/artbruine bezooming.
D e grondverwe der mdernleugelen- is
niet zo hoog Oranjegeel, maar zy hebb
e n , in het midden, eenefchooneronde
v l a k van die koleur, en aan- den buitenland
eene donkere, doch niet overül
even breede bezooming, en in deze
weder eenige helder-geele vlakken. Aan
den binnenrand zyn ze helder-geel, en
s a de inleding toe groenüchtig. Het
ganfche Bovenlyfh groenachtig-graattw,.
doch aan de ondervlakte helder-geel.
D e Hals en Kop zyn, zo als de beide
Sprieten, fchoon roozenverwig, en de
Por,ten hebben dezelfde koleur, ald.
JJagvhnder, em van die hyzondere foort
der Indiaanfche, welke lange en [malie,
vleugels, en een teder fmeedig lyf hebben,
IV. so. Deze heeft, in zyne 4
vleugelen, tamelyk groote doorzichtige,
bruinbezoorade, onregelmaatige vlakken.
In den voorften zyn 'er j , en in den
Ondervleugel twee te zien. D e ondervlakte
der ondervleugels is, aan den
buitenrand, in den donkeren grond',
derwyze met witre punten bezet, als of
z e niet een fnoer paerlen bezoonid waren.
Eenige dergelyke punten vertoonea
zieh ook aan den buitenrand der bovenvkugelen,
en eenige ziet men insgelyks
b y derzelver inleding, mitsgaders op
het voorfle en achterile deel van het
l y f , ald.
Dagvlinder , (de wit-en-zwart-gevlekte
•welke zieh in de xveiden en beenden
onthoudt, III. iy5. behoorende tot de
EERSTE CLASSE, ald. aanm. De grondverwe
der 4 vleugelen is geelachtig-wit,
en pronkt met veele zwartbruine vlakken,
van ongelyke prootte en geilalte. Het
Foorlyf en de Kop zyn byna geheel
z w a r t g r a a u w , en op het /lehterlyf ziet
n i e n , overdftiars, tulTchen iedcr lid, een
helderen ftreep of bezooming. De vlakken
in de onderße vlettgsU zyn niet
z w a r t , maar beider graauw, hebben
eene zwarte bezooming, en zyn, na
den buitenkant, met 6 ringetjes vereierd.
De Bovenvleugel heeft wel verf
c h e i d e , even zo donkere, en genoeg.
zaam nog zwarter vlakken, dan die vaa
d e boyenzyde dezer vleugelen; maar ze
zyn.
B L A D W Y Z E R . 4 !
zyn zo breed niet, en aan de buitenile
zyde ziet men ook een zwart ringvlíikje
met een wit puntje. De Pooten zyn
even zo gefteld, ak by andere V'linders
d e z e r C l a f i e , ald. 19(5. 197.
DagvHnders, worden verdeeld in 2 Cíasfen
; I. 2. eigenfchappen, die alle dagvlinders
der eerile Claíle gemeen hebb
e n , en men in tegendect by die der
tweede niet aanrreft; ald. zie Eigen-
Jchuppen der dagvUnders : voorbeelden
der eerfte Clajfe, ald. 7. enz. der
tweede Clasfe, 62. enz drleerleí jooríen
van fraaie dagviinders, III. ip^.
enz.
Dagvogeltjs , (het ongemesn fcboone,)
met zilveren vlakjes., en lange vleugelfpitzen,
behoorende tot de eeeste
C l a s s e , IV. 22. LinNíEus noemt hec
Cupido , Zilverdrop, ald. aanm. De
ondervlakte daarvan is veel fchooner ,
dan de bovenvlakte. De menigte enverfcheide
helderblinkende zilvervlakjes
geeven de Ondervleugelert een uitnee'
mend cierlyk aanzien. En dit wordtdoor
den Okergeelen grond , waarop deze
v l a k j e s , ais druppels van vloeibaar zü-
' ver, verheven üaañ, grootlyksvermeerderd.
Ook geeven de daaraan zittende uitfieekende
ípitzen van ongelyke grootte
hem nog meer cieraad. Aan den buitenland
der hovetivleugelen ziet men mede
eene rei zeer Ideine zilverilippen. op
een recht uitloopenden bruinen íireep
ílaande, en met eene evengelyke donkere
koleur, is de heldere, okergeele,
en groote vlak, in deze vleugelen, op
eene byzondere wyze bezoomd, ald.
Dennehooms-pylfleert, zo wordt de Vlinder
van de fchoone, groen, geel, wit
«n bruin geñreepte Pynboom-rups, met
een ftaart en Springkhaanen-kop, ge-
! noemd, I. 163.
Diana, by dezen naam is de Rups,
waaruit de bleek blaauwäcbiig-groene,
wit en zwart gefchakeerde Nachtvlindcr
gebooren wordt, den liefhebberen
der infecten bekend, III. 20!). aanm.
343. aanm.
Dikke grasgroene, eft geel gehördmrde ,
Schildriips, benevens haare verändering
tot in een Vltnder, behoorende tot
de rwEEDE ci.AsSE der Dagvlinhers ,
I. 9 9 enz. Zy draagt den naam van
Schildrups , wegens de uiterlyke ge'-
daante, Zy is van onder.n aan den buik
gansch plat, maar van boven , zittend
o f kruipende vertoond, breed verwulfd;
heeft het gewoon gctal Pooten, die
klein zyn. WaLyf'n in het midden heel
d i k , maar loopt, inzonderheid na het
achter-einde, wat fmaller toe. D e huid
is gras groen. Boven over den Rüg loopt
een p^a'" geele boordzeis; en onder aan
den buik is het ganfche lyf met een derg
e l y k boordzel omtoogen. Aan elke
zyde van bet L y f ziet men 9 of i o Witte
fchuins loopende Ihrien, die alle, van
het bovenile geele boordzel a f , tot aan
't begin van den buik, fchuins over 3
ringen na beneden loopen, ald. 99. De
tyd der veränderInge naderende, verändert
de groene koleur der huid in eene
r o o d ä c h t i g e , die hoe langer hoe donkerer
wordt , tot dat eindelyk de balg geheel
afllrookt. De Pop is byna geheel
glad. De grondverwe is roodächtigb
r u i n ; doch over den Rüg loopt, in
d e lengte, een iets helderer iinalle ftreep,
en aan beide zyden ziet men nog verfcheide
dergelyke kotte fehuinfche flreepen.
Naa 14 dagen komt 'er de Vlinder
u i t , ald. 100. De grondverwe der 4
vleugelen is, op de bovenzyde, donker
olyfkoleurig-bruin. De Voor-vkU'
geh zyn in hec geheel niet, maar de
F ach'
i l i