A L G E M E E N E B L A D W Y Z E R .
itf
fchcdeti , eene groenägtig-blinkende
Itoleiir, die in het zwarce valt, aanneenie.
In de mannd Juny des volgenden
jaars komt uic dezelve een Nachtvlindertje,
belioorende tot de txueede
tlajjs. Het W^fje is, door het dikke
acliierIyraUeen,van 't Mannet je te ondeifcliciden;
want de Sprieten zyn aan
beiden dun en Iiairvorraig; en voor 't
overige liebben zy eenerleie koleur en
cieraaden. De hovenvkugels zyn final,
van onderen iiitgerand , en raet een
iielder boordzel voorzien; de Onäervkugcls
hebben cok een helder - geelagtig,
inaar breeder boordzel, ende
daarop volgende graauvve grond vak
naar den kant van 't lid in 't heldeie.
Aan het Iloinpe Foorlyf hebben de.
halskraag en zwane oogen insgelyks
eene heldere onizooming. I 417. 418.
Mirella de gihakkeUe, zo wordt de Vlinder
van de eenzaame Doornnips, met
den half geelen en half Witten rüg en
briiin liehaam , genoemd , behoorende
tot de eerße Claße der dagvlinders. I
33. Zie verder Eenzaame Daornrups
als boven. Anders komt de naain van
Aurelia, welke, gelyk de Grieifche
naam , een goud - koleurig
fchepzel betekent, den Poppen , die
niets goudaehtigs aan zieh hebben, eigenlyk
niet toe; maar dezelve is,door raisbruik,
van eenige foorten op allen overgebragt,
zo als het raet veele woorden in
verfcheide weetenfehappen is gegaan,
derwyze, dat raen naauwlyks de oorzaak
raaraen kan, waarom dit of dat
ding een' naam draagt, gansch ftrydig
met zyne eigenfchappen. I 57, 58.
/¡ziatijcbe Lantaarndraager, zie Lantaarndraager.
£
Baßerd Galiaespe, zie by Galwespe.
Basterd'Hommelen, zie Threenen,
Basterd-polyp^de gezeUige Kmdsvorinige.
Deze baftenl pslypen fja zo veele
enkele diertjes, die zieh, gelyk de gezellige
Rupfen, by een houden, Iii.
538! Behalven dat deze fchepzels zieh,
gemeenlyk, in een' klomp by elkander
houden, (om Wellie reden zy ook van
zommigen, die ze voor Polypen uitgeoven,
fe tamenbangende l'oljpen werden
genoerad,) hebben ze ook nog deze
eigenfchappen , dat ze, een iegelik
op zieh zelve , door niiddel van den
mond, een' wervelilroom in 't water
können rr.aaken; beilendig in lieweeging
gevonden worden , en zieh liever in OTklaar,
dan in helder water onthouden;
"bet welk louter eigenfchappen zyn, die
by de Arm-polypen niet worden gevonden
, ald. Men vindt de?« foort ran Baflerdpolypert
niet alieen aan de wortels
der waterlinzen, maar ook onder en tusfchen
dezeive aan de oppervlakte des
waters, ald. 539. Op hoedanig eene
wyze deze diertjes zieh aan elkander hechten,
dat ze een Geheel fchyoen uit te
maaken, kan rnen niet anders dan by
gisfing bepaalen. Zy kennen zieh ,
naaraiyk, met het einde van den flaart,
of door middel van een ipinzel, of van
een llym aan elkander vast maaken ; of
zy können zieh ook met het zelve, gelyk
de bloedegels, vast zuigen; ald. bl.
540. verder befehreeven, ald. enz.
Bafterd-palyp , de kleine gezellige; III.
548. Deze foort van Baßerd-polype.",
welke de geraeenfte en btdiendlle zyn,
wordt nooit in frisch en klaar water gevonden,
maar wel in onzuiver water,
fehoon het flinke, by menigte, zo dat
zy,
zy, iiit hoofde van hun witschtig 11-
chsam en kleinheid, waaniit diergeiyke
zvvermenbeilaan , eene kleine wölk Ichynen
te wezen. Zodanige zwermen zetten
zieh niet alleen aan verfcheide leevende
water infeften, maar ook raenigreaal
aan leevenloozelichaamen, en vernieerderen
in körten tyd ongemeen flerk.
Het voedzel der meeften dezer Bafterdpoiypen
beftaat in de tederlle deelen der
planten en dieren, ald. De enkele Diertjes
, waaruit ee'n zvverm dezer Ballerdpolypen
bellaat, gelyken, by vergrooting,
meer na een Klokje of Meibloemije,
dan na een diertje;en methetbloote
oog is 'er niets van te zien, om dat
ze te klein zyn, ald. Het liehaam van
elk diertje uit zodanig een zwerm bellaat
uit een vyit doorzichtig flym, dat van
lontere korrelrjes te zamen gezet fehynt
te wezen. De gedaante is als een Bekertje,
raet een verwulfden bodem, of
als een Theekopje zonder voetlluk. Doch,
dewyl dit fchepzeltje zyn lyf op verfcheide
wyze kan veränderen ; zo ziet men
hetzelve nu eens van. onderen rond; dan
weder largwerpig,en daarbenevensheeft
het nu een wyder dan een naauwer mond,
aid. 550. VoQr dezen mond, voorzien
met 3 paar tegen over elkander ilaande
fpitzen, ontdekt men, veeltyds, eene
fnelle wervelvormige beweeging , die
zeer natuurlyk by een kleinen MaSlßroom
kan worden vergeleeken, ald. aanm.
Baßerd-polyp, den Lyßerbezien gelykende.
Deze Baßerdpolypen, worden zo
genoemd, veimits zy een firuik van de
lyßerbezien vertoonen. Want, gelykerwys
ieder lyller-bezie op een ileel zit,
zo heeft ook elk dezer ßailerd polypen
zyn eigen fleel; die echter by denéénen
korter, by den anderen langer, en aan
de vrucht dikker, dan by zynen oorfprsng
is. Zommigen dezer fchepzelen hebben,
fehoon 'er raeer by elkander op eöiien
grond zitten, him eigen ileel op zieh
• zelven; doch dikwils llaan 'er twee, drie
of vier derwyze te zamen, dat ze, hoewel
ieder zyn eigen ileel hebbe, uit een
gemeenen llam voonkomen. Gevalthet,
dat 'er veelen van die ftammen by een
Haan,' dan vormen zy een' ilruik; en
veelen dezer ilruiken te zamen vertoonen
een ganfchen Boomgaard in 't klein.
Ze fcheiden zieh, ten hunnen tyde, van
elkander, en zwemmendeelsindehoogte,
deels zydwaarts en na beneden,
zwemmende zy alsdan in verfcheido
kromme en geboogen Knien in het water
heen en weder, III. 562. 5^13.
Baßerd-Polyp, de Mispelvormige. Het
lyf van dezen zou genoegzaam kogelrond
zsn, ingevalle de mond en 't half ronde
deel, daar de ileel aan zit, de ronde gedaante
niet eenigzins veranderden. Rondom
het ringvormig nfondiluk ziet men
verfcheide tedere wipperfpitzen, welke
iets dieper in den mond op een anderen
ring vast zitten; en binnen dezen is wederom
een andere ring, die de opening
van den ilokdarm fchyne te zyn. llet
Lyf zelf is witächtig- of been-geel van
koleur, en ziet 'er uit, als ofhet gepuncteerd
wäre. Voorts zyn 'er, dewyl
het ook doorzichtig is, verfcheide donkere
en byna ganfch zwarte korrels,
even als de pitten in de rype kruis- of
Sc. Jansbezien, in te zien, welke wel
Eieren zonden können zyn. Daarbeiievens
ontdekc men tuifchen dezeive niet
alleen een klein, wit en rond vlakje;
maar ook nog een even zo helder en
eenigzins (langächtig liehaam, III. 564.
Baßerdpolyp , de peervormige. Dsze
draagt dien naam van wegen zyne gedaante,
en is daardoor niet alleen onderfeiei-
B. deii;