144 A L G E IM E N E
wie, béliftlven "dae de 3 ¡aacííe leden van
bet Acbterlyf en de Sprietm helder
• oranje-geel zyn. De Vkugeh zyn aan
den buitenrand flaauw uicgerond, en hier
zo wel,' ais aan den binneni-and, mes:
franje bezoomd. De Kap en de Pootsn^
•niitsgiders de vkugels aan het lid, en
boven al het Foortyf, zyn met lange
hairen begroeid, alä. 306.
Rupí, (dsgroote^vUtbairlge^geel hruim^
die op de Skeftruiken en Quee- Peereboomen
aaß, iemvens haare verándering
tot tn eeu NmhtvUnder der
tweede Clíisfe, I. 357. enz. In haare
eeríle jeugd heeft deze foort van nipíen,
een metkelyk prachtiger en fchooner
aanzien, dan wanneer zeouder geworden
is. De Kop is dan nog ganfch zwart,
en achter dezen ziet men, ter wederzyde,
op den eerften ring, 2 groote
met lange hairen begroeide wratten of
.pukkels, derwyze, dat ze byna een paar
ooren vertoonen. De grondverwe-van
haar lyf is dan donker blaauwachtiggraauw,
en alie de ringen zyn op den
TUg met fchoone oranje-geele vlikjes en
bultjes vercierd. Voorts zyn dan haare
6 morpooten zwartachtig bruin, iebuikfooten
beider-bruin, en de 2 nafcbuivers
alleen bruin bezoomd, ald. 358.
emmn. In haaren volwafTcn ftaat is zy
Over de 3 duimen lang. De ganfche
huid is met een teder, digt Vilt van
bruin-geele, blinkende en vlak liggende
hairtjes overtoogen. De ganfche oppervlakte
ran het L y f , benevens de 8 paar
FoCiten, is bruinrood. De rond verwulfde
voorvlakte van-den lüp is niet
tedei-e geel-bruine hairijes bezet- De
Hals is, nair den kant van den Kop,
oranje-geel, en deze geele llreep vertoont
zieh van voorenen van achter zwart
geboord. Van den ac/e« ring af tot-aan
den laatften loopt 'er, wederzyds, feiig-s
¿zn huik een witteilreep, en uit denzelven
konit, op ieder ring, een fpits
todoopend viic (Irecpje, dat fchuins
achterwaarts ra benedengaat. Op beide
zyden van het lyf Haan, op ieder ring,
nog 2 byzondcre vlokjes van körte vilthairtjes,
ald. 560, Haare niterlle
üjrootte bereikthebbcnde, en veranderen
willende, trekt zy een taaiilym, in-de
gedaante van een draad, uit den bek,
en windt hem rondom zich heen, waarby
ze, geduurig, eenige der körte vilthairtjes
van haar lyf daar onder vlecht;
en dit Spinzel, vaardig zynde, iseiervormigvan
gedaante, enuitwendigbruin
van koleur, maar van binnen gansch
glad , en blinkend graauw, ald, 361.
Twee dagen daarna is dit Infedt eene
Pop, wier koleur aanvangiyk zeer held'jr
groenachtig, maar binnen eenige
dagen bruinachtig is. Deze Pop blyft
Tuim 5 weeken in haare behuizing iäeflooten;
a l d . d o c h het gebeurc ook
menigmaal, onder deze foort, dat de
•Fünier eerll in Juny des volgenden
jaars ter waereld kome, ald. 362. aami.
Hier is een groot onderfcheid tulTchen
het raanlyk en vrouwlyk geflacht dezer
foorten van Vlinders. Met Mannetje is
niet alleen 3 maal zo groot, als het
•wyfje, maar "dit heeft ook lange, geele,
hairvormige Spritten, waar tegen het
mannetje met breede, bruire en vedervormige
Sprieien voorzien is. De
grondverwe van het ganfche ¿31/i s aan
beiden rood-briiin, doch aan her mannetje
veel donkerer. De buitenrand van
alle de vleugeh is uicgefchulpt. IMidden
-door ieder vleugel loopt, by de layfjes,
een heldere, na buiten verdwynende, -
en van binnen donker geboorde dwars-
.llreep; doch deze dwarsfl-reep is aan het
man-
B L A D W Y Z E R.
ir.amletje niet donker bezoomd. In-,den
bsvenvkugel, genoegzaam in liet midden,
ziet raen een wit vlakje in een
donkeren rood-bruinen grond. De Kop
is met een paar zwart-bruine Oagen
vercierd: aan het mannetje
teriyf, aan 'c einde, gelyk de Haart van
een visch verdeeld, en de 6 Pcotenzyn.,
in beide geflachten , aan de bovenfchenkels,
met rood-bruine hairen begroeid,
aU. 353.
Riips, (i/e kleine hleekgruenemet boogcarmynroode
Doornfpitzen, die zieh op
de berheboomen onthoudt. Deze is, in
haare Volkomen grootte, dezelfde, welke
vooraf befchreeven is als de Rups ^
(eene b-^zouder geelachtige ^roene met
verheve ringen,) enz. de aldaar, III.
353. ftx\ aanm. alwaar medede/^iwö'ir,
daaruit voortkomende,.is bcfehrceven.
Uups, {de kleine gtelg<oe-:e.') met den
vleeichverwigen ronäen Kop , c« 1
fpitzen van ''gelyke koleur op bet laatjle
Ud, in. 355. enz. Ilaare lengte
beloopt bykans drie Vierde vaneenduim.
Het Lyf, zo wel als de 8 ^xnPooten,
hebben eene fchoone en aangcnaame
gcel-groene koleur. In de lengte zyn,
rechtuit, 5 zeer tedere linien getoogen,,
2 aan ieder zyde, en eene midden over
den rüg. Het ganfche lyf is met nog
zeer veele tedere en körte hairijes bezet,
en even dergelyke hairtjes vertoonen
zieh ook aan den kogelronden/¿i/), die
eene bruinachtige vleeschkoleur, en aan
ieder zyde een zwart oogpunt heeft. Het
hyzonderlle -aan deze Rups beftaat in 2
heldere vieeschverwige fpitzen, welke
van boven een bruin flreepje hebben,
naauwlyks eene linie lang, en op het
laatfte lid flaan , ald. 356.
dtUps , CA kleine roodachHg-graawjie
met. een geelen Kop, en dierg
HS
zr.omitig aan de zyden , die zieh op den
Lindtboom onthoudt, III. 344- enz.
Haare lengte beloopt naauwlyks een
duiin. Haare grondverwe is roodachtig
graauw, en op ieder ring ziet nien 2
langwerpige zwarte punten, die op den <
mg, in de lengte, 3 reien uitraaaken.
Daarenbovcn heeft ze nog ontelbaar veel
tedere witte puntjes of fl:ipjes, en aan
ieder zyde eene helder-geele bezooniing.
De Kep is geel, en heeft een zwarten
bek. De 10 llompe buikpoolen zyn
bleek-geelachtig, maar de 6 worfle
zwart, ald. 345.
ups, (de kleine zwarthruine en korthnirige,)
met den roodgeelen ruggeßreep,
en 'Jiitle hezooming ter wederzyde,
benevens haare wandering in
een Nacbtvlinder der tweeäe elaf]e,VI.
117. enz. Dfze Kups wordt in de
maand Mal gevonden, en haar voedzel
beftaat in verfcheidenerleie loof en kruid.
Haare gtootlle lengte beloopt na-rawlyks
e e n d u i r a , ald. n / . Haare grondverwe
is meerendeels bruinachtig zwarr.
Middcn over den rüg loopt, in deleng'
t e , een roodgeele flreep, en ter wederzyde
van onderen is eene witte'bezoo.
ming. Op alle de ringen Haan roodbruine
knoppen, welke met .körte ftyve
hairen bezet zyn. Dt Kop K, benevens
de ö fpitze vootpcoten, blinkend zwart;
waartegen de 8 ftompe buiipcottn, en
de 2 tiafehiiivet s ^ toodbruin zyn. Als
de tyd haarer verandering is gebooren,
bekleedt ze zieh'met een wit graauw
Spmzel, waarinze, naa eenige dagen,
iti eene rood-br(iine Pop verändert ,
welke van achteren ftomp is, en geen
flaartfpits voert. Naa verloop van 3
weeken komt 'er de Flir.der uit voort.
Deszelfs dtmr.e Achterlyf heeft, nevens
de 2 OndiTvleugels eene fchoone oranjegeele
i t