iî
3« A L G E M E E Ñ E
(3an het lyf, zo dac het nier 0Di;clyk zy
Mil een lhart. aiisfchien, zegi GOEZIÎ,
kon men dczelve ¿e lai7gHrmige Staarîpolypen
noemen, a'J.
Clasfe der Spinnen, zie voor Clasfe der
Lcmdfpinmn.
Clasfen der Springkbaansn. Schoon men
'[ geflacht der Sfringkhaanen maar in
eene Clasfi verdecleccliter fchynt die
foDrt, weilte hairdunne Sprieten, aan
de po'jten vierledige voetbiaden, en daar
benevens zodanig een bah- of rugßhilil
hebben, dat van achteren niet ipits toe •
loopt, en welker fl''yfjes met eene ¿egpyp
voorzien zyn , eene byzondere
CiafTe uit te maaiien. En zo fcliynen
ook die foorten, welke körte dikke
Sprieten^ en daarby gemeenlyk maar
drieledige veetiladen , benevens een
van achteren l^iits toeloopend rugfcbild
Iwbben, eene byzondere Clasfe te vereifehen
; te meer , nadeniaal hunne
Wyßss, zelden, met eene Legpyp, of
ten niinile maar met eene zeer kotte
voorzien zyn, II. 257. aanm.
Clas fers der Water-injecien-, in ¿s eerße
worden verfeheide Water - infeiten befclireeven,
II. 14^. cnz. en zo mede in
de tweede clafe, I[. 1-4. enz.
Cfabenle, zo noemen de Dantzigers de
Garnaalen ^ III. 312.
D.
Dadd-korreï t zo worat de ßüp van den
Zy-worm genoemd, hebbende zy, ten
oanzien der koleure, de meefle geiykheid
met den Dadel, 1!. 54.
Dagvlinder, (ci» by uHfiek fchoone,')van
de eerfle Clasfe^ met hoog-biaauvie en
ronde ooefpiegels vercterde ondervleugelen,
als eok met prächtig getekende
bovenvleugekni IV, 40. afbeelding van
het Mar.netje, ald. aanm. De oafervleugels,
zynde van eene koflelyke Uilernurynblaauwe
kolenr, hebben eenen
ronden en eenigzins uitgefchulpten achterrand,
voorzien met cen breeden ,
roodachtig-geelen zoom, waarin zieh 3
zwarte linien vertounen. In elk di¿
vleugelen ziet men 2 rosde cirkelronde
oogipiegels. De beide andere oogfpiegeis
zyn meer donkerrood, hebbende
in het midden een wit punt. Aan den
binnenrand zyn deze ondervleugels, in
eene ongelyke breedte , ffuweelzwart.
Zu'ik een zvrarte grond vertoont zieh
ook in het grootile deel der bovenvleugelen
-, en 't overige is helder roodäch.
tig okergeel, pronkende met verfeheide
bruine dwarslinien, llreepen en vlakken.
Ook zyn 'er in die bovenvleugelen 2
fpiegelvlakken, de eeiie, die aan het
buitenei;ide des vleugels flaat, befiaande
uit cen Oranje-geelen ring en zwarte
vlak, die in het midden een wit puntje
heeft. De andere, die grooter is, en
aan denachterftenhoekííaat, heeft eene
half donkere en half heldere bezooming,
en de daarmede omgeeven zwarte niervormige
vlak heeft een blaauw punt in
het midden. Het Lyf\^ zwart, en de
Sprieten zyn als die der andere Vhnders
van deze Claflè, ald. 41.
Dagvlinder, (debyzonderfchoone zwavelgeele,')
met\oranic-geele vlakken, beh
o D r e n d e tot de TWEEDE CLASSE, III.
233. enz. Wegens deszelfs vleugels,
die juift zodanig een omtrek hebben,
dat ze na overëenkomen met zommige
ñomp toegefpitUe bloem- en boombladeren
, zou men hem niet oneigenlyk het
vUegende geele Blad kunnen noemen.
In het midden van ieder Vleugel heeft
hy eene kleine hoog-oranje-geele, ruitvormige
ïlak, die in den achteivíeugel
groo-
N L A D W Y Z E R.
'grooter is, dan in den voorílen. Aan,-de
•onderzyde van deze vleugels zyn die
vlakken Hecht bruin. Behalven de zonderlinge
uitronding iet^.vleugekn
benzy, aan hunnen biiitenrand, omtrent
•de fpits toeloopende hoeken, ettelyke
•tedere bruin-roode flippen. De Sprieten
zyn roozenvcrwjg;"de Oogeiüzwartbruin,
en het Lyf is van boven graauw,
van onderen geelächtig, ald. 234. Do
befchryvlng van de Rups, waaruit deze
Vlinder lootkar&i, zie by Rups, (de
mat- ofdofgroene) vandcnElzenboom,
IV. 140. enz.
Dagvlinder, (de donker-bruine,') met lan.
ge, doch Jmalle vleugelen, waarin 2
groote vuurroode vlakken fluan, IV.
21. LINN/IUS noemt harn Melpomene,
Roodbandy ald. aanm. De grondverwe
zyner 4 vleugelen is donker Coffibruin,
en door dezeive wôrdt de onre^
gelmaatige Menie-koleiirige, of hoog
vuurroode vlak, in ieder bovenvleugel,
tamelyk verhoogd. Aan de ondervlakte
is deze Vlinder bykans eveneens,-maar
de grondverwe zo wel, als de koleiir
der beide vlalden, is aldaar merkelyk
bleeker, ald.
•Dagvlinders (de goudhlinkende,of viiurroodfchemsrende
de TWEEDE OLAS*
SE, III. 199. snz. zynde hn Mannetja
üld. 200. aanm. De vleugels zyn, naar
den buitenrand, fmal zivart bezoomd,
en rondom deze bezooming loopt ten
laatflen een Witte rand. De voorfle rand
van den Bovenvleugel, die geen Witten
zoom heeft, is by zommigen breeder,
by anderen fmaller, en zomtyds wordt
men "er een zwart dwarsflreepje aan gewaar,
dat nu grooter, dan kleiner is.
litt voor- en achterlyf vertoont zieh
wel in 't algemeen donker-graauw, of
bminächiig zwart; n]a.ir het eerfle is
na voorcn eenig?,ins helder blaauwSdi.
tig, en heeft wederzyds eene witte bezooming,
ald. 200.
Dagvlinier, (de groote Img Citroen- en
Oranje-geele ìnet breede vleugelen, bch
o o r e n d e tot de TWEEDE CLASSE , TV.
21. LINN^HS noemt heni Pop. Dan.
Pbilea, Gouàboordzel, ald. aanm. De
Vlengels hebben, op de bovenviakte,
eene ongemcen fchoone hoog citioengeele
grondverwe, ¡n den voorilen zict
men eene ongemeen groote oranje-geele
vlak ; en de ondervleugels zyn, aan hunnen
rand, met dezelfde koleiir tamelyk
breed bezoomd ; doch oratrent het
midden verdwynt dezeive allengskens in
de hejdere grondverwe. De oppervlakte
der 4 vleugels is heel anders getekend,
hebbpnde eik derzelven, omtrent in het
midden , eene dubbele purperroode
vlak, waarin zich nog eene witte vertoont.
De grond is met eenige kleine
byzondere winkelhoekvorniige fireepen
doortoogen, waarvan zommigen eene
V verbeelden, ald.
Dagvlinder,(de b<iog-Maauwe,')met zwart
gevlakte en donker hezoomde vleugelen,
b e h o o r e n d e tot de TWEEDE CLASSE , ILI .
231. De vleugels zyn , in hunnen
fchoonen blaauwen grond, met verfeheide
zwarte vlakken, van ongelyke
grootre, vercierd, en hebben aan den
buitenflen rand eene breede , zwartbruine
bezooming, die met wit omtoogen
is. De bovenvleugels hebben ook
van vooren iets zwart-bruins; en in de
donkere bezooming der ondervleugelen
ziet men^ eenige zwarte punten, van
vooreti met eene witte halve cirkel-linie
omgeeven. De grondverwe van het vooren
achterlyf ook blaauw, doch veel
helderer, dan aan de vleugelen. De ondervlakte
der 4 vleugelen valt meella!
E 3 in
I I W
V
i l
-
À I; il")