!
46 A L G E M E E N E
van denzeîven op îedcr ring, na vooren
toe, 2 of 3 zwarte vhkken. De 16
Pooten zyii okergeel, aU. 66. De Pop
is, in haar achterlyf, gedeeltelyk okerbruin
, doch , dwars door betzelve ,
ioopt in hec inidden 5 een breede, ongelyke
witächiige fireep, ald. 66. Het
achterlyf is, voorts, ter wederzyde, in
de Icngte, mec 2 zeer zwarte ftreepen
doorcoogen. De Vkugeljcheden, zo als
cok het vcoifle gedeelte van hec lyf,
zyn nieer zwait-graauw, dan bruin, en
na den ilonipen Kop ZKC men een paar
kleine, goud blinkende flippen. Dcze
Pop is mec eene foorc van Gryns voorzien.
Naa 14 dagen komc "er de kleine
Payleimir-vlinder uic te voorfchyn.
De grondverwe zyner 4 vleugelen is
over hec geheel oranje-geel, doch valc,
na de inleding toe, in 't bruinächtigiîwarte,
met welke koleur cok het Lyf
overtoogen is. Deze oranje geele kleiir
der Vleugelen wordc door de veelvuldige
en veelerleie zwarte vlakken zeer verheven.
De voorite rand der hövmvieu«
gekn is zwart ; aan den bnitenrand ziec
men een fmallen witcen zoom, waarop
een iets breeder zwarte ftreep volgc.
Door elk der hovenvleugeîen loopc een
zwarte hoofdäder, cuflchen welke 12 of
14 zwarce vlakken worden gezicn. De
Ordervkugeh hebben ook dergelyke
vlakken, 19 in getal, vertoonende zieh
aïs louter roode punten. De buitenfte
rand dier Onâervkugekn heeft ook wel
een wiccen zoom-, raaar daarop volgen
2 fraaje flinger-linien. De groote Oogett
hebben eene blaauwächtig groene koleur;
en de kolfjes der s. hairvormige
Sf rieten zyn half zwart en half geel,
ald. 67. Het voor lyf h van onderen
helderer, dan van boven. De 4 Pooten
zyn okergeel, aW. 68.
Doornrups, (_de kleine, zivatte, met
veele whtt punten bejprenkelde,'} met
den rmdea kop en 'pooten, benevetis.
haare Veränderlng, behoorende torde
EERSTE CLASSE der DAGVLINDERS , IV^
161. enz. Deze Rups, volwaiTen zynde
, heeft de lengte van één duim. Haare
grondverwe, zo als de doornfpitzen,
van welke 'er op de meelte ringen 6
ftaan, is kooizwart. îeder fifig is mec
kleine witte flippels befprenkeld ,* maar
de Xop en de 16 Pooten zyn fchoon
bminrood. De tyd haarer veiänderinge
naderende, verkiefl zy een laag gewas»
waaraan ze zieh met het achterlyf, door
middel van eenige draaden, gekromd
vafl: maakt, en aldus één dag gehangen
hebbende, verändert zy in eene Pop ,
hebbende eene bruine grondverwe, en
haare iets verhoogde punten, op de
dwarslinien iiaande , zyn oranje-geel.
Uit deze Pop komt een dagvünder, als
die uit de [choon getekende, en met
Oranje geek en 'mitte doornpunt^n bezette
Rups, befchreeven IV. 77. enz.
dit onderfcheid alleenlyk daarin zynde,
dat hy een weinig grooier, en de oranje
grond van de bovenvlakte der 4 vierken
niet zo beider, maar meer bruinächtig
geel uitgevallen is, IV. i6a.
Doornriipfen, vkr Dagvllnders, uit de
Doornrupfen voortkomende, befchreeven
III. 174. enz.
Doosjes-hommekn, onder dezen naam is ,
by de Kenners der Infecten, zekere
breede foort onder het geflacht der
Hommelen bekend, welke de Cellen
der Jongen, in de gedaante van een
Mithridaat-docsje, van Beflèn-, Roozen
of andere bladeren, opeeneverwonderenswaardige
wyze, weet te bouwen,
II. 465. aanm.
Draad vHnder, zie Geaderd IFiije,
Dut-
B L A D W Y Z E R . 4 ?
Duvelsmelk, -àt Wolfsmelk.
I Duizendbeenen, behooren mede onder de
Fimpar«, het welk door proevenwotdt
beveftigd, I. 384. enz.
f is Diklyvige, eenzaame Doornrups, zie
Eenzasme, dyklyvige Doornrups.
Eendags vUeg, zo noemen zommigen hec
Haft of Oevsr-aas, II. 330.
•Eenhcorn rups, (de zonderüngemet 4
lange voorpooten, en 2 fiaartfpitzen,
henei-ens haare verandering in een
Vlinder, behoorende tot de TWEEDE
CLASSE der NACHTVLINDERS, III. 7S.
etiz. Deze heefc haar verblyf op de
Hazelaar-hladeren, en men zou haar,
gevolgelyk, de Hazelaar rups können
noemen. Doch, om dac ze den Kop en
't Aehterlyf te gelyk oni hoog fleekt,
byna op eene foortgelyke wyze, als de
Eekhoorns gewoon zyn te doen, zo
heefc men haar den naam van Eekhoornrups
gegeeven, te meer, om dac zy in
koleur met den rollen Eekhoorn veele
overecnkomfl: heeft, ald, 72. 73. Haare
ganfche lengte beloopt genoEgzaam
• s duimen, en de dikte van haar lichaam
is vry ongelyk. Oi'er het algemeen is ze
roodächtig okergeel, doch de Kop heeft
meer eene blinkende bruin-roode koleur,
ald. 73. en zlec gelyk die v.in een
Springkhaan aan den romp. De voorfle
vlakte van dezen Kop is meellal roodbfuin,
door deszelfs midden loopt cen
heldere ftreep, en de iJei'iszwarc-bruin.
De 2 eerte ringen hebben, van onderen,
terwederzyde, eene fikkelvorniige
fluweel-zwarte vlak, die men , wannecr
de Rups flu zit, volkomen uitgebreid
ziet. Zy draagt haar Jchterdeei altoos
• omhoog, en aan deszelfs einäe zitten 2
dünne, bruine en harde fpkzen, wler
lejigte oratrent een derde van een duim
zal beloopen. iSchoon zy aan den 6den,
yden, &ßen en <)den ring raec 2 buikpooten
voorzien is, haar oncbreeken
nogtans de 2 laatfte, naamlyk de Na-
• fchuivers. Het eerfte paar Voorpooten is
niet grooter, dan de gewoone klaauwpooten
van andere rupfen; niaar de 2
volgende hebben eene ongeraeene lengte
, ald. 74 75. Haar Spinzel, by de
verandering, is gansch wit, en niet zeer
grofen dicht, raaar tamelyk groot en
plat. De Pop is blinkend, rood-bmin
van koleur, en heeft aan 't uicerll einde
een kort ftaartpunt, körnende voor het
overige mec de meefte Poppen der
Nachtvlinders van de tweede Clalle overeen,
76. De Flinder heeft eene graauwe
grondverwe, die nu helderer, dan
• donkerer uicvalc, zynde dezeive, op
• zoramige piaatzen , meer gee'ächtigb'"
uin5 cn hier en daar, nu met donkerer,
dan met helJercr vlakken enfchubben
vercierd. De 6 Pooten zyn, zeer
dicht mec lang graauw vederliof bezec,
dermaace, dat zelfs de kleine poo^leden,
" tot Over de klaauwen, daarmede zyn
bedekt^ nogtans is het hier ter piaatze
ietskorter, dan aandebovenfchenkelen.
De dünne Sprieten zyn roodachtiggeel
bniin, ald. 77.
Eenzaame Doornrups, (de,') met den
• half geelen en half mitten rüg, en
bruin lichaam, benevem haare verandering
tot in een Flinder van de EER.-
sTE CLASSE der DAGVUNDEBS, I. 27.
Deze Rups nog zeer klein, en voor
haare eerfte vervelling zynde, is donker
bruin van koleur, hebbende witte
vlakken en een zwar cen k o p , ald.aanm,
• Wanneer ze tot haare volkomen grootte
geraakc is, welke zelden raeer, dan £
duim
iiS,
i
\