N A A M R E G ISTE R.
1 '
lè
mione prmtfch onderfcheiden fooit. Doch ik laat het gehee] onfaeflifcht,of iìèS
de Pap W f e , al of niec afgebedd hebbe. '
lai. ^XXIV /'V5. 7..8 Í. 774. Sp. .55. Pap.Jurtim,i^ geele Sandange,
E n , fchoon by Pamphtlm p. 79,. Sp. 039. deeze XXXIV Tab.
„ '"Sge'yks wel aanhaale, is dezelve echter eene volftrekt andere,
en door Rofel geheel iiiet aangehaalde foort. Riifels Jurtina , Linn. p. 774
^ 'l.^Senlyk het wyfje, behoorende tot de Janira van Linn J s .
t Sp- '+7- ficp. GalmbeaMi Damboi-J,
de Marmerargus. Deszelfs Rups is door Rofel in dit Deel op Tab. LXX
Ftg. C afgebceld. Hy heeft 4 voeten; behoort, om die reden, in Ri;.
Jels aerile Qasft der Dagvlinders;" en hy heefc denzelven, ten onrechte, in
de tweede Clasle geplaatll.
X X X V I I ííg 3. 4. 5. Deeze zoii, volgens Linn. p. 780. Sp. 231. Pap
Argm, het ¿ilveroog zyn. Maar de Heer van Rmtemburg houdt i f e a
voor het Mannetje van Geofrop Demi-Argus. Fueszlin daar -rn tegen honct
f S - 5 en Fig. 3. 4. voor den Argiolus van Lùmms. Ik
laat het onbeflifcht, wien van- deeze Vllnders de naam van Jrgus, Semiargus,
Icarus, Demiargus, Damcetas, of Argiolus, toekome; en merk hiet
alleenlyk aan, dat Fig. 3 cn 5. eenerleie foort Is; zynde eigenlyk eenblaauw
Mannetje van een Wyfje, welks bovenrte Vleuselzyde eene donker-bruiiie
koleur heeft; en aan den rand, met eene bezooming van Oranie-geele, doch
o p leder niet even duidelyke, en by liet Mannetje bykans geheel'aiet zlchtnaare
vlekken, voorzlen is.
; XXXVII ivg. 6. 7. Limi. p. 789. Sp. 032. B. de Goud-of Diicaatenvlinder
de Vimrvlinder de Veeloog. Rjikk afbeelding llelt ons voor oogen
_ hetManaetje van Pap. Hippoth^. Linn. p. 793. Sp. 294 Scopoli E,,,
tmol Camol. p. 180. i8i. N. 462. Hy wordt dikwils met l/irgaureii en
Phlacm, by Rófel, lab. XLV. Fig. 5. en 6. afgebeeld, verwisfeld. Ook
heeft hec Wyfj e Hippotba vferklyk veel overeenkomft met imPapUìo Phiacas
o p de bovenfe zyde der Vleugelen ; fchoon het niet zo zeer vuurkoleiirige als
het Mannetje, maar vee! eer zwartbriiine en verfcheiden zwarte Vlekkenvertoone.
Zo nogthans ieinand het beter mogte weeten en anders ondervinden, met
dien begeer ik, over znlke wìllekeurige bloote benaamingen, geen twiil<>edini^
aan te vangen ; maar zal hera gaarne de eer van eene voldoender benaainlng te
iunnen geeven aflfaan.
— XXXVlll. l'ìg. 2. 3. Linn. p- 803. Sp. 28. de Sphinx fuciformis, de Mora-
• melmot, de Glasrfeugel, het ülaze.i Onrullje. Deszelfs Ruffe en Pop vindtmen
in het IV. Deci. lab. XXXIV. Fig. 1-4.
- — XXXIX. Fig. I. 2. Linn.p. 835. Sp. 92. Phal. NoS. Matronula, Ae Dame,
de Augsburger J3eer. Deszelfs Rups is in het IV. Deel. 7ak IV. Fi^. i afgebeeld.
''
— XXXIX. Fig. 3. Linn.p. 817. Sp. 33. Ph. B. Ferficohra, de BontvleugeUde
Elzenmot. Het Wyf j e Fig. 4, ontbreekt in Linn.-, volgens Fabric. Syfi. Entoni.
N A A M R E G I S T E R. ,.,5,
tom.p. 614. No. 100. is het de Phal. NoSl. Jprilina. Linn.p. 847. Sp.
Het wordt ook de Seladon, de Pylpunt en Diana genjamd. ''
Fah. X l , Fig. I -5. ontbreekt by Linnaus.
X L . Fig. 6. is het Mannetje van het Wyf je.
X t V . Fig. 4. Linn. p. 874. Sp. aSi. Phal Geom Brunmta, het Vorlliiilne;
het Winterraeetertje.
moi' ^^^^lonult", de Honiglikker, de Byc»¿
í ^ ' l í í g f n ' b o ó f ' '^'•'^'"Seant, de Weerfchynvlinder,
X L I V . vertoont de verwisfelende of weerfchyngeevende Vleugelveleiei deezes
Vlmders, of deszelfs Schelfertjes. Mcn vindt deszelfs Rups in het IV. Deel
Tab. XXXI 6. het Rheebokje gehceten; en de Pop is in Kleemans Byyoegfelen,
lab. IX. Fig.'s. a. afgebeeld.
xuil. Linn. p. 823. Sp. 52. Ph B. Cúrtala, de groote Erpelñaart, Den
kleinen vindt men m het IV Deel Tab.Xl. Fig. i • 6.
- X L V . r,g. i 2. Z « » 754 Sp, 50. Pap"'Apollo, deRooden-Oogfpiegel,
de Roozenvimdcr. De heldere foort is de Papilio Rkea-, de hiertoebehooiende
Hujslookrups is te vmden in het I V Deel 'lab. IV. Fig. i. o. fNB;) Linn.
hreit al eenlyk de Rups, maar niet den Vlinder, iiit Rofel aangehaald.
vtY; r^ =38- Pap. Anon, de Randpunr.
a l V . 5 - f-, Linn. p. 793. Sp. 253. Pap. Virgaurecc, de Vuurvlinder. D adi
hyisniL-t zo zeerdePtf/-. als vvd it Phiacas, Linn. p, 793. Sp.
252. de Aardvhnder. > l" Ui -
. í T V í ' ' ^' a K P " " : 'Je Citroenvlinder.
4 o h T w r ,, 3 . is het Mannetje
v f v f ' r ™ Pop vludt men in het IV Deel , Tab.'
a a V I . tig. 1-5. '
f ^ r J ' / f ^ ' ^" i ' - de OranjegeeleHooiml.
/ e he.òof- '' f het Mannetje ontbreeken, indebruine,
bezoommg, de gede Vlekken.
het Juffertje, de Spedir.
d . I á ff""; SP- 83- Ptal. NoB. bl a a uwe Z e e f ,
t x x S ^fgiS"?;; •
— XLVIII. Fig. 3. vertoont alleenlyk eene Rups; derzelver Pop e-i Vlinder is in
À W « Byvoegfelen, Tab. XIII. Fig. A. B. afrebedd. ^
de v X L s v h ^ d ì - ^ ^ ^ ^ ^ ^
h v m S a t e l l i t i a , deTrauwanr.
S i t ó f t Sm" Sn ™ behooren tot Linn. Phal. Alt. Tau, ds
t T i x x p ì ! . ' P '^^'^''f/elfde Rups is, in eene jongere gellalte, op
iai>. L AX. Itg, 4. a. 5. a, mej Karmynroode Doornfpitzen. waar mede zy uic
3 - hes