i'fíl
»30 a l g e m e e n e
De beide bruine Sprieteu
zyn tamelyk dun en hairvormiu-,
14.6 ^
Raps
met veniemn ringen, veele korligepun.
ten, en een 'Machtigen zyden-ßreep
tuet haare verander in g in een-Nach tvUnder
0.
, Oeneiyzvidergeelackíig-groene )
l vcrhevcn véek korligepunzooming.
der tweede Claße, III. „ng.
enz. en aamn. Deze was aan een fvolienwilligeboom
gevonden, ald. 338.
Z y is, in haaro Volkomen grootte,' wel
2 en een halven diiim lang, ald. De
. Kop en de Bek zyn geel vaii koleur.
Het hah-lid is van vooren wac (cherp
opgeworpen, en heefi aldaar, gelyk
00k aan beide de zyden, eene hooggeele
bezooming; hoedanig eene 'er
mede aan den Staarlklep, over de beide
Nafchuivers te zien is. Van deze
geele bezooming aan den hals af, ioopt
'er van onderen, ter wederzyde van het
l y f , een vvitachtige zoom. Alle de
ringen hebben van boren, in 'traidden,
eene byzondere, voorwaarts gefpleeten
of ingediepte verhooging, ald. 340.
De 6 voorfte klaauivpmten zyn fdioon
cranje-geel, en de 18 lacht gasen okergeel.
By den tyd der veranderinge boor:
zy in de aarde. Eene holligheid daarin
geniaakc hebbende, overtrekt zy die met
een weinig en verändere, binnen
5 of 6 dagen, in eene Pop. Op het
dikke en donkere roodbruine lyf, aan
alle de ringen van het achterlyf, vertoont
zieh eene nienigte van tedere hairtjes,
. die veelal gelyken m de haakjes der
kliflen, enzeheef t , vanonderen,
zo wel aan het laatte lid, als aan
• het lyf, ettelyke wratachtige uitlleekzels,
en van vooren, ter piaatze van
den Kop, een paar na cogen gelykende
punten, ald. 342. Het H^yfje, daaruit
VQortkomende, heeft eene oker-geele
grondverwe; ImManmje is daarentegen
donkerer van grondverwe, en
fchoon Oranje-geel-bruin. Hetfchoonfte,
aan beide gemeen zynde kenieken
bellaat in 4groóte, donkerviolet-blaauwe
oogfpiegels ; welke eene breede gansch
pvarte, en byna ronde bezooming, en
in het niidden een byzonder wit pnntof
teken hebben. In ieder der 4 vleugelen
ftaat zulk een oogfpiegel. Deze vleagekn
hebben, by het Mannetje, eene
breede en donker geel-bruine bezooming,
met zwarte fiippels, eindigende
met een fmal, eenigzins fyn gekronkeld,
en veel heiderer omboord¿ei. De
vleugels van het IVyfje zyn niet alleen
in de grondverwe, maar ook in de daarin
zynde cieraaden bleeker van koleur,
de bovenvletigels hebben by datzelve,
aan hunnen buitenften rand, geenen byzonderen
zoom. De Pooten zyn geelachtig
wit, en de Sprieten, welke hier
merkelyk dunner zyn, dan aan het Mannetje,
vertoonen zieh san het buiteneinde
bruinrood, en by de inledingaandeii
Kop wit, IV. 4Ö.
Rups, (de dikke, helder-g:e]e en zwartgevlakte,)
hnevens haare ver ander ing
tot i!t een NachtvUrjler der tweede
Claffe, I. 43Ö. CTJ, "Dezehoudtzieh,
meerendeels, in het gras op, en verkiell
voornaamiyk tot haare fpyze het
zo genaamde Homh- oí Quekken gras,
ald. 436. Haare Eieren zien 'er uitals
helder. geele paarlen , en zyn gansch
rond ,• naa 8 dagen komen 'er de jonge
rupsjes uit te voorfchyn, welke alsdati
helder Oker-geel zyn, maar geene
zwarte vlakken hebben. Vervolgens
krygen ze, by ieder vervelling, eene
fraajer gedaante. Omtrent de helft van
haare gewoone grootte bereikt hebbende,
zoeken ze veiiige fchuilhoeken,
T/aar-
B L A D W Y Z E K . 1 3 «
waarin ze den g^mfchcn winter door,
zonder einig voedzel, blyven liggen.
In de aankomende Lente groejen ze
defmaate in grootte, dat men ze in Mai
cn Janius reedsvolwalTenvindt. Haare
Icngte is nooit boven een duim. llet
-Lyf dezer Rupfe bellaat nir 13 diep ingekorve
leden, doch de Kop is zeer
klein. Deze Kep is zwart, maar de
grondverwe van het ganfche Lyf is
zwavel-geel. Alle de ringen, uitgent).
raen de laatñe, zyn met wrattenvormige
verhoogingen of bultjes bezet, die te
zamen 4 reien uitmaaken. Alle deze
verhoogingen zyn met zwarte vlakken,
doch van onderfcheiden gedaante, getekcnd.
De ö voorpooten zyn zwart,
en de 8 buikpooten, gelyk ook de 2 A'afchuivers,
zo geel, als de grondverwe
van het Lyf , ald. 437. Deze Rups is
met körte en graauwe hairtjes bezet,
die echter meeltal alleen op de bulten
flaan. De tyd haarer veranderinge naderende,
begeeft ze zieh aan 't gras, of
omhoog aan de heggen, en begint een
langwerpig, altoos in de hoogte opgezet
Spinzel om het lichaam heeñ te
trekken. Dit vervaardigd zynde bevochligt
zy het overai met een waterachtig
flym, dat een glans krygt, als of het
met een Vernis beííreeken wäre. Naa
3 of 4 dagen vindt men in deze behnizing
de Pop, ald. 439. die altoos met
den Kop na boven ftaat. Derzelver
voorfte deel is zwart-bruin, maar het
i7c/i^£rA/"fchoon-geel, cn ter wederzyde
van dit achterlyf ziet men 5 of 6.
Spiegelpunten. Naa 14 dagen komt'er
de kleine Vlinder uit voort. De fchoonile
donker-groene en met roode vlaklieu
befprengde Jaljjis moet voor de prachtige
fchakeering van het Wyfje wyken.
De donker-groene, en tevens daarby
fmlle Bovenvleugeh, dergelyke men,
ren aanfien der koleure, zomwylen
ook aan 't Mannetje ziet, zyn met 3
paar fchoone hoog Carmyn-roode
vlakken bezet, waarvaii 'er altoos 2
te zamen Haan. Het eerile paar is
langwerpig, en naaft aan 't lid, eti
het daarop volgende paar heeft, evers
als het laatfle, eene hoekige ronde gedaante.
De Ondervleugds zyn te«
eenemaale hoog Carmyn-rood, eti
hebben een cierlyken zwarten zoom
aan den rand, die nu eens breeder,
dan weer fmaller is. Het Lyf is
donker-blaauw. De 6 Pooten hebben
eene donkere blinkende koleur, cn
hunne hovenfcbenkek zyn met geene
hairen bezet; de Sprieten zyn insgelyks
donker, en eindigen byna als langwerpige
kolfjes, ald. 439-
Raps, (A dikke, zeegroene, geel ge-
Jireepte en zwart heßippelde,') ienevens
haare verandering tot in eett
Nachtvlinder der tiveeds Claffe, I.
268. enz. Deze wordt op allerleie
gewaflen, als aan Appel- Peere-Pruime
Kersfen. en andere Oofthoomen
gevonden. In Juny vindt men haar
reeds volwalTen , en ze is ongeveer iS
duim lang, ald. 268. 3n allen ouderdora
is ze eveneens van koleur. Haare
grondverwe is zee-groen, doch by
zommige zo bleek, dat ze'veeleer
wit fcliyne. In de koleur van den
Kop^ ziet men een glans, die op de
overige huld niet wordt befpeurd, «/i.
269. De Hals heeft, van boven, a
bleek-geele vlakken, in ieder van welke
4 zwarte verheve panten, in 't
Vierkant , llaaii. Van den hals af toc
over den laatften ring loopt een breede
bleek-geele ilreep over den Rüg,
waatop' aan beide zyden,, op ieder
B. » ™gi>
I
R-
'I
•; ; • ,
h:
•t