1!m K imt l
l g e m e e n e
I c n , dan decerne, vooraen zyn. H.-t
achterlyfMm alle Waternimpheii helfaat
m 9 of IO ledcn. Het voorlyf is veci
korrcr, en ook, iiizondeiheiJ oratrent
den Kop, veci dikker, en is met körte
hairtjes bezec. Aan zommigen ziet men
o o k , vooraan by den Kop, een helder
witachtig vlakje op ieder zyde,- waar
onder de 6 pooten naad elkander inge-
Icod zyn, welke 7 leden of gevvrichtcn
hebben, ald. 186. üigt aan bet lyf
llaat een paar karre,- daarop vol<ren ü
längere; en op dczen 4 kleinere®, die
den voet uitraaaken, welke raet 2 haaken
voorzien is. Aan den voorllen rand
van ieder vkugel, kort aan het buitenlle
einde, wordt eenlangwerpig zwartvlak*
j e g e z i e n , dat bruin is. Voor 't overige
beftaan de vieu^e'.s, tulTchen de ade.
r e n , uit een zeer teder, doorziciitig cn
blinkend vlles, het welk, als er dezonreftraalen
op valiin, .raet de fehoonlre
koleiiren van een helderen regenboog
vereierd fchynt. De Kop is aan de bin.
nenvlakte van 't lyf ingedrukt, en zit 'er
aan valf, door iniddel \'an een hals, die
• niet dikker is, dan een draad garen. De
naara van Kt,orn bycn wordt haar ten
onrechte gegeevcn; nademaal zy noch
het koorn, noch de dorre rysjes, tot
fpyze gebruiken ; maar ze verkiezen ,
wanneer ze willen ruften, deze zitting,
cm des te betet rondom van zieh te konr
e n zien ; want ze zoeken haar voedzel
aan de hier cn daar door de lucht zweevende
Infeften, die geene harde fchaa-
Icn hebbeu, en die ze verrceelleren können,
ald. 187. Do Bsk is voorzien
met 4 Uppsn, welke zo wel tot het
vangen der fpyze , als tot het affcheeren
van dezelve dienen, en nog andere werktuigen
bedekken, die inzonderheid cot
de kaauwing vereischt worden. De
deelen, onder de Uppen verborgen, zyn
2 harde en fcherpe landen, die ieder
met 4 fpitze pimren voorzien zyn, en
coder deze zitten nog 2 dünne enkelvoudige
fpitzen, welke de voorige in
het vermaalender fpyze moeten heipen,
nid. 188. De IVatermmpbm worden
door de paaring van een mannerje met
een wylje van gelyke loort voortgeteelci ;
en deze paaring gefchiedt op de volgende
wyze. Wanneer het Manneije een
Wylje aantrefr; zo weet het, met zyiie
knyp- of gryprang, aan het uiterfte einde
van het lyf zittende, het zelve zodanig
ora den hals te vatten, dat her zieh
niet weder los könne raaaken,«W. 189.
Het Mannerje zet zieh, zomwylen, aan
een dor takje, en verheft het achterlle
deel van zyn lyf, waarniede het wyfje
vaftgehouden wordt, indehoogte, oni
het als te errinneren, dat het de noodige
Helling aanneeme; tot dat ein.lelyk
zyne begeerte voldaan wordt, ald. ino.
Als het bevruehte wyfje in vryheid is,
en ach van den laft wil ontflaan , zoekt
het 'er eene bekwaame plaacs toe. Het
gaat op een fiukie dryvend hour, ofkort
by de bovenvlakte van 't water aan een
riet zitten, en laai, het achterlyf in 't
water dompelende, ds be-ruchte Eieren
daar in Valien. Derzelver grootte
is, ten aanzien van het diertje, gering,-
van koleur zyn ze brtiin, en ran gedaante
langwerpig rond. Deze Eierm körnen
deels in den zoiner, deels in den
herffl, en ook nog wci laater nit, naar
dat ze vroeger of laater gelegd zyn,
ald. 191.
Waternimphen, (de ieti kleinere foort
•van fmallyvige ,) hetievem haaren
breeden worm, en de wyze van deszelfs
Verandsring, II. 203. enz. De normen
, waaruit deze Waternimphen
voorth
B L A D W Y Z E
voortkomen, omhoiiden zieh niet alleen
meeibl onder op den grond, nraar ze
hggen zelfs als in den 'flyk begraaven
De lengte van een volwaflen/Toi-M komt
zelden tot een duim; zyne grondverive
IS Over her geheel flykaehtig okerbruin.
Ha acherlyfbieil, van boven in het
niidden, eene verheven'vlakte, doch
van onderen is het bykans geheel glad.
In den Kop heeft hy 2 kleine Oogen ,
welke op de beide zyde-hoogtens ziiten.
Voor aan den Kop (laan a Sprieten ,
welke mt 4 h 5 ledcn re zanien gelleld
zyn. De Hals is het dnnte of ranklle
id yan 't lyf, en gelykt een fmalien
b;md. Het«fe,-/j,/bellaatuit 8 ofg
leden of ringen; op ieder van dezelve
ziet men verfcbeide donkere vlakies ,
ald. 004. ofafgezette ftreepen, en liet
achterlle, dat tevet^s het kleinlie lid is,
heeft 3 Icherpe fpiizen. De 6 Pooten,
waar onder de 2 acliterllen de langrten
zyn, worden gezanienlyk langer, dan
by veele andere foorten, bevonden. Ieder
derzelven bellaat uit 3 leden te
weeten 2 lange, en een kort. Onder
de langfte is het naall aan 't Ivf (laande
dikker, dan het daarop volgende; en
het körte, dar eigcnlyk dewögenoemd
kan worden, is uit 4 ä j ledcn te zamen
gelteld, en aan het uiterfic einde
met een dnbbelen klaauw voorzien Alle
de 6 Pooten zyn, even als de'zydedeelen,
en de ganiche bovenvlakte van
het lyf, met körte en wollige hairen bezet.
Deze IVormen fcheppen ook lucht
door het acliterlle lid van 't lyf alwaar
de 3 fpitzen ftaan. Bünne fpfzs
bellaat enkel in zulke Warer-inftfiti ,
die noch te groot, noch re hard van
ichaale zyr. Het ganfche lyf der Wstermmj<
he, uit zulk een VVorm te vooriclijn
körnende, pronkt met een zeer
F f 3
229
fchoonen goudglanzigen groenen grond;
ald. 205. en het dünne achterlyf is
echter vooraan en achter dikker, dan
in het midden. De groote blinkende
Oogen hebben eene bruine koleur, en
het verhoogde en verdeelde voorhoofi
heeft eenerleie grondverwe met h-c
lyf. Op het verwulfde borßßuk zie:
men van vooren, door het midden,
een verheven goudgeel llreepje, dat
met bruine hairtjes begroeid is. De
4 doorzichtige Fkugels Valien, aan den
voorllen rand, een weinig in 't geelachrige;
doch bv hunne inlediiig zyn
ze meer oranjegeel, en byna aifn het
einde van den voorften rand is 'er in
ieder een langwerpig zwart vlakje te
zien. De ruimte tuffchen deze vleun-elen,
of de riig van het voorlyf, die
eene bruine koleur heeft, is met louter
kleine fpicrtjes bezet. De ö Pooten
zyn zwart van koleur, en aan hun
langlle en dunlle deel doorgaande me-
2 reien ilyve hairtjes bezet. \\n Mannetje^
heeft een veel raiiker achterlyf
dan t w y f j e , en aan zyn laatfte lid 4
weeke, niet al te lange, en achter uit
ilaande fpitzen, waarvan 'er aan het
wyfje maar 2 te zien zyn, ald. 206.
Watermmphen-wcrm, (de kleine breedlyvige,)
binezrns deszelfs verandertng
It. 2,4. cnz. Deze v:orm
vindt men, den ganfchen Zomer door,
doch alleen in llil (laande wareren en
vyvcrs. Hy wordt ouder dan eenjaar,
doordien men hem, met zycs gelyken
op denzelfden tyd, van verlbhillende'
grootte vindt, ald. 2,4. VohvalTen
zynde is zyn aehterlyf in het midden
zeer brced, verheven en verwulfi De
Kop m èe Vleugelfeheden zyn met onderlcheide
Ilreepen en vlakkenvercierden
zo zyn ook de 6 Pooten aan alle
da