A 1. G E IM E E N E
Rups, {de fnel kruipendi, hsldtr-• m
raoi-geeU bairlge met •aiitte vlakkefiy
benevens haare veranderiyig in
een Nachtvlinder der twcede d a ß ,
I. 23S. enz. DtiEieren, waaruitdeje
f j o r : van rupfen voortkomon, zyn, ten
aanzien der koleure en gedaante, by de
allerfynfe kleine paerlen te vergslyken.
In hec einde van Augußus körnen
deze jonge rupfen te voorfthyn.
Zy blyven den wincer over, fpinncnde
zy den ingang van haare iegeritede toe,
aldt Geduurende dien ty^], wanneer
ze 2 maal verveld zyn, ondergaan
ze geene de minlle versndering;
niaar ten derden en laaiften maale haare
oude huid afgelegd hebbende, zo bereiten
zy haare volkomen grootte ;
zynde de lengte van omtrent 2 duimcn,
alJ. 237. . De lüp dezer rupfe is blinkend
zwart, en voor aan den bek mec
eene Witte vlak geiekend. De grond.
verwe der huid is dof zwart,maar onder
. aan omtrent den buik is . dezelve iets
graauwer. Boven op den rtig ilaat in-
' ieder lid, uitgenomen hec eeriic cn
laatlie, een wit vlakje. Op beide zyden
is ieder ring voorzien met een ovaalronden
envethevenknop, welke rondom
bezoomd, en Wiens ganfche rand mec
hairen bezec is. Aan den geelen zootn
dezer knoppen raaken voorwaarts even
znlke wicce knoppen, als 'er op den
rüg Haan, en beneden dezelve,' of wat
meer na den buik toe, loopt 'er eene
geele linie längs hec ganfche Ijfheen.
De 3 paar fpitze, en het achterfte paar,
Pmien zyn zwart, en de 4 paar huiipooien
helder brnin, ald.z^S. DePep,
waarin deze Rups.verändert, is ruim i
duim lang, zeer dik, cn van eene blinkende
rood-bruine koleur. Naa dat ze 3
weeken in haar Spinzel heeft gelegen.
wordt de regtfchapen VUnilr-Mk dezel-.
ve gebooren, eild-. 239. Deezdfs/fop,
Voorlyf en Bovenvleugth zyn zwavelgeel,
doch deze laatfle zyn met veelc
zvvart-graauwe vlakken getekend , die
aan zomniige heldsrer, aan andere donkerer
worden bevonden. De koleur der •
Ondervkugelen is zo hoog Carmynrood,
dat ze de oogen doet fchemeren,
en in dien grond Haan eenige vlakken ,
%vier zwardgheid by niets te vergelyken
is. Het getal dezer vlakken is ordenti yk
vyf, maar ze zyn onregelmaatig vanüguur..
De buitenile vleugelrand is zeer
teder uitgefchulpt, en met een fchoon
goud-geel boordzel vercierd. Aan hec
Achterlyf is de grondverwe altoos iets
donkerer, dan die van het Voorlyf en de
hövenvleugelen, en vale meer in 'c
Oranje-geele. Ieder lid of ring is met
3 zwarte vlakjes voorzien, naainlyk een
boven op den rüg, en een op ieder zyde,
aid. '240,' De koleur der Sprieteni
s , by 'c Wyßä 3wavel-gecl, maar by
het Mannctje iets bruiner: beide hebben
zwarte Oogen. De l'oonn zyn aan
de bovenfchenkds roshairig, en de overige
leden geel, 'ald. 241.
Kups, (ie fljfbairige, hruint,') met haare
•cerandering tat in een Nachtvlinder
der tvieede Claße , 1. 401. enz. Deze
is in haare volkomen en natuurlyke
grootte omtrent 1| duim lang. Haar
Knp is zeer klein, en blinkend zwarc..
Op ieder ring, den eerllen en laatflea
uitgezonderd, ziet men, ter wederzyde,
3 of 4 ronde knopjes, welke rondom
met ftyve bruine, zsmtyds roode, en
dikwyls zwarte h.airen bezet zyn. Tusfchen
deze ilyve hairen Haan nog veele
zwarte en körte vilthainjes, zo dat deze
Rups met een recht warmen pels voor
den Winter voorzien is. De 3-paarfpitze.
B L A D W Y Z E R.
fpitze Voorpmten • vjn zwart, en de 5
paar flompe bruin. By invallende winter
koude verfehuilt ze zieh onder aller- •
bände aruiken. In het voorjaar is ze
eene van de eerfie, die haare winterkwartiercn
verlaat, zo dat men ze dikwyls
reeds in April ingefponnen vinde,
ald. 403. cn aanm. Op den cweedcn
of derden dag, is ze reeds in eene
Pop veranderd, welke van vooren dik
en rond, maar van achteren llomptoegepunc
is. Het Jebterlyf is tiCdien
de leden met eenige roodachtige, by
zommige oranje-geelc dwarsftreepen getekend;
maar voor het overige is de
ganfche grondverwe zwart. Naa verloop
van 14 dagen, op zyn hoogft 3
wecken, komt daaruit de flinder ter
waercld. Deszclfs Ondervleugels hebben
eene fchoone roozenroode koleur, die
echter, na het lid toe, cenigzins in 't
graauwe uitloopt. In den rooden grond
ziet men, aan den buitenrand, eenige
zwarte vlakken, en meer bin:enwaaits
cen paar kleine zwarte flippen. Het
Achterlyf heeft eene dergelyke roozcnkoleur;
en is, van boven op den rüg,
met eenige helder - graauwe vlakken
vercierd, tuffchen welke, zo wel op
den rüg, als ter zyde, zwatte ruitvorraige
vlakken ftaan. By zommigen dezer
Vlinders, valt de koleur van den
Kop cn het Voorlyf eenigzins ^ in 't
roodachtige ; doch gemeenlyk is ze
bruin. In den bruinen grond des Bovenvleugeh
ftaat, niet verre van den
bukenrand, een zwarc fflpje, doch de
binnen, of achteriie rand isdoorgaande
rood geboord, ald, 404. en aanm. De
Eieren zyn helder-groen van koleur,
maar worden allengskens dorker-graauw
mld. 402. aanm, zynde half rond, en
van onderen, daar ze vatl zitten, plat .
gedrukt, ald. 405. aanni.
Rups, {de vilthairige graauwe,') »¡"t
bruine vlakken en Oranje-geele punten,
die zieh op de apfelboonien ontboudt,
benevem haare '^erandering tot
in een Nachtvlinder der tweede Clajje, •
I. 447, enz. Deze wordt in het laatll
van Mai en Juny gevonden. Zy blyft
den Winter door in 't Lceven, en vcrkrygt
de grootte van läduim. De grondverwe
van haar l y f , over het gehcel met
vilthairen bedekt, is helder-graauw. De
K<ip is bruinachtig. Boven op den mg
zyn alle de ringen met byzondere, Vierkante,
donker-bruine, beflippelde vlakken
vercierd. In dezelve ziet men wcêr
andere, die oranje-geel, doch kleiner
zyn, en dus veeleer punten genoenid
können worden. Op ieder zyde van hec
lyf wordc insgelyks eene rei donker-
- bruine vlakken gezien, die echcer veel
kleiner zyn, dan de voorige, en maar •
2 of 3 oranje-geele punten hebben. Van
de 8 paar pootcn zyn de fpitze voorpioten
geelachiig, maar de 8 ftorape buikpeoten,
benevens ie Nafchuivers, bruiner
van koleur. By haare verandering
kaauvvt ze de fchors fyn, en mengt de
gekaauwde deeltjes onder haar weefzel,
ald. 447. het welk nn graauw , dan
bruin is. Naa verloop van 8 dagen
ontdekc men daarin de Pop, die körten
tamelyk dik is, en de vleagelfcheden
met het voorfle deel zyn zwart bruin ,
maar hst achterdeel keeft eene brui;i roode
koleur. Naa verloop van 8 dagen itde .
Vllnder reeds gebooren. De grondverwe
van deszelfs bovenvleugelen is bruinachtig
groen, cn wordt, door een ingeronden
oker-geelen buitenrand, in 7 of
8 takjes verdeeld. Byna midden.door
den
M