A L G E M E E N E B L A D W Y Z E R. m
King derganfcKe natnnre, geleerd, dat
zy geen'overfpronggedooge, nwardoor
onmerkbaare trappen jeder geflacht en
ieder cnkel lid niet den anderen verbinde;
en dat'er altóos tuflchen 2 aangrenzende
geflacliten of Claffen einige
mtddelditigen der Natuure worden gevonden,
die noch tot de ééne, noch
tot de andere zyde hehooren, maar alleen
fchynen te dienen, oni ze aan elliandercn
te verbinden, [. 468. enz. aanm.
BoriherwigePinnetiru^s, -¿izPimenrups,
de hontver'üiiige.
Booniraps, (de gezellige, Irl)im, roodbairige,
Jchadelykebemvens haare
verandertng itot in een Fliader, behoorende
tot de tweede cibasse der
Nachtvlinders , I. 306. enz. De a!-
• lergrootfle Wordt nooit meer, dan i j
duim lang. De 4 middellle ringen,
\Vaaraan de Builtpooten zitten, zyn iets
dikker, dan de overige. Schoon de
grondvetwe der buU zwart-graauw zy,
is echter het grootlle gedeelte van het
Lyfmet körte hairtjes begroeid, welke
o p den rüg bruin zyn, maar van onderen
ter wederzyde donker-graauw. De
Kop en de 3 eerfte ringen zyn van eene
rood-bruine koleur. Van den derden ring
a f , tot op het midden van den laatflen ,
loopéñ over den Rng 2 rood geele even-
Wydige linien, wier rraalle tuflchenruimt
e zwart is. I3e 3 laatfte ringen op een
m zyn, van boven, met een ménierood
knopje voorzien, het welk de
Rups beurtelings uitfteeken en intrekken
kan. Op den iaatflren ring, aan het einde
der rug-linien, ftaan nog een paar geelroode
knopjes. Op beide zyden van den
Rüg is, zo ver de roode ftreepen loo-
. pen, eene rei Witte vlakjes, of bosjes
Van vritte hairtjes. Doch de Kop en al-
U äs Man zyn nog, daarenboven, hier
en daai, met lange brnin-roöde haifer. •
begroeid. De koleur van alle de Pooten
komt met die dezer haifen overeen,
•aU. 308. Haar Spinzel of weefzel is
ganfch doorzichtig, langweiyig rond van
gedaante, en de koleur valt uit het wic-
•te in 't bruinachtige. De Pop is van
vooren tamelyk dik, van koleur zwartgraauw,
van achteren kort toegepunt,
en eenigzins brtiinachtig. Binnen 4 wee •
•ken korac 'er de Viinder'm, die wit
van koleur, en alleen achter, aan de 2
o f 3 laatfte leden van het lyf, roodachtig
Oker geel getekend is. Van de laatfte
koleur zyn oak de Sprieten, die
•aan het Mgnnetje iets breeder zyn, dan
aan het Wyße. By zomraigen der Man •
netjes befpeurt raen op den Bovenvkugel
eenige zwarte flippen. Het achter-
•lyfvm 't IVyfje is niet alleen veel dikk
e r , dan by het Mamtetje, maar deszelfs
achterfte lid is buitengemeen dik.
Het Votrlyf en de Bavenjihenkels der
6 Pooten zyn zeer hairig, altl. 309.
Boomrups, {degladde beider - graauwo,)
met hruine ruhen, henevens haare verandering
tot in een Vlinder, behoorende
tot de tweede CLASSEiierNACHTvLiNDERä,
I. 351. enz. De graauvve
grond haarer huid is niet alleen wederzyds
en achter op den den ftaartklep met
onregelmaatige, donker-bruine vlakken
voorzien, maar 00k de Kug, van den
derden of Vierden ring af, tot aan de
fcherp toeloopende verhevenheid op den
achterllen ring, met ruitvormig te zameti
-geftelde linien, die insgelyks donkerbruin
is, vercierd. In ieder dezer ruitvelden
ftant in het midden een bruia
vlakje. De verhevenheid op den laatften
ring is, aan haaren laatden fcherpen
rahd, rondoni zwart bezoomd, ald.
353. De Kop is bruin, cn rondom
den
den hals zwart geboord.. De Pooten zyn.
gezamenlyk bruitiächtig van koleur, en^
de ringen^ waaraan de 4 paar ilompe"
Buihpootm zitten, oyertrefien de overigen
in dikte,. ald. 35a. De Pop is.
blipken.d Oranje-geel; aan 't achterllehd
heeft ze een kortllaartpunt; en.isnaapgeraade
van haare lengte tamelyk dik,.
ald. 554. De BovenvhugeU van deib
Flinder, die donker - bruin van grondverwe
zyn, praalen met fchoone, groot
e , vkefchverwige en geelüchtige vlakken
en flreepen. Oe iuitearan 'd is cierlyk
gegolfd, en niet vene van dienziet,
men, 3an een fmallen groenen dwarsilreep,
eene rei zwarte ringetjes, en in
den vleeschverwigen flreep eenige donker
bruine punten.. Aan den voorften
VIeugelrand bevinden zieh eenige zeer
k l e i n e w i t t e pimtjes. De Kop, Sprie-
U n , het- ganfche Foar- en ^cbterlyf,^
-en de 6 Pooten zyn bruinächtig-graauw-
Het Voorlyf s&Xi den .Kop en aan de leden
der VIeugelen is donker-bruin bezoomd;.
en het Achterlyf op ieder ring^
met een zwart-bruin vlakje vercierd. De
Jioleur tler Ondervleugels is gelyk mer
die van 't lyf ; ald. 554, en ze zyn aan den
buitenrand uitgerond. De Sprietm
aan beide- geflachten eveneens hairvor-
Diig, en van eene zelfde koleur, ald.
sss-
Borflel rups, (ße geele,') benewns haare
yerändering tot in -een Flinder ,, behoorende
tot de tweede classe der
NACHTVLINDER5, I. 3 8 0 » « . De bladeren
der Peereboomen zyn het aangenaaralle
voedzel voor deze Rups. Zy
is, van haare eerfte jeugd af, door alle
vervellingen.heen, zwavel-geel; en de
allergrootfte wordt, zeldcn,- boven ij^
-duim lang. De Kop is nog hoogergeel:
«i.blmkeBder., «/Ä 380, doch by zom-.
migen yalt .deze koleyr in 't groene, en
haar groote Kop is van onderen veel
breeder, dan van boven, ald.jiaii. Jeder
lid van 't lyf, den Kop uitgezon»
derd, is, op ieder zyde, met een verheven
ronden knop voorzien. De
¡de, 6de en fde ring, van den .Kop
a f , hebben een afgellompt hair-bosje,
welk geel is, als de ganfche huid. Del
inkervingen der ringen tulTchen deze 4.
hair-bosjes zyn fluweel-zwart, welke
zwartigheid fpits toeloopt.. De 4 overige
ringen verminderen allengskens in
dikte. Het laatfte lid heeft een langeti
en dtmnenhairigenftaart, is roozen-rood
van koleur, eii na achteren fchuins opwaarts
uirfteekende. De 3 ringen lufTchea
dezenflaart, hebben elk,. ter wederzyde
,. een kort divarsftreepje, .enzomwyr
len ziet men 2 dergelyte flreepjes opieder
ring onder den anderen. De ganfche
huid van 't lyf, tot aan den Kop,.
is alom raet geele en graaiiwe hairendun
begroeid. De Pooten zyn geel van koleur,
en de ondetzyde des buiks is
gansch zwart, ald. 3,80. 381; dochby
eenigen dezer Rupfen, helt die geele
koleur na 't: groene over, en door de
zwarte ondervlakte des buiks loopt, gemeenlyJt,
eene helder-geelächtige,finalle
linie, 381. aanm. Het voorile deel
d e r A j S is donker-.roodachtig zwart,. en
't achterde beider roodrbruin. De inkervingen
der leden zyn vercierd .met
geele ftreepjes. Boven op het l y f , midden
Over den Rüg, ilaat eene digte rei
Jiorte en ííyve bairen, bruin van koleur,
Het laatfte-lid heeft een llaartpunt, ald.
381. Het dikke achterlyf mn Ann Wyfjes
Fllnder onderfcheidt.hetvan hMannetje.
De Sprietfin. zyn aan beide geflachten
evepeens, en zeer dun oftair»
• aehtig. BmenvUugels .z-^n graauw