s o A L G E M E E N E L A D VV Y Z E R,
zyde, met helder-^eel Vederrtofbelegd,,
even als de Kcp \ die iiiet zeer grooc
is. Onder de dünne, en zeer lange
Sprielen Haan 2 kleine zwarte oogen.
De 6 Pmten hebben weinig veder bat
ren, Aan het achter-einde ziet men een
beweegelyk uitfteekzel, dac het teellid
i s , I. 386. D e Sprietenvm i&aMannetjes
vtinder zyn breed en vederüchtig,
en het ganfche Ijf- en de 6 Peoten
zyn bruinachcig-graauw van koleur. De
4 vkugek hebben eene fchoone, heldere
kaneel-bruine grondrerwe; in de
2 boventle ziet men , naby den biiiteiirand,
nret verre vandenbinne.nhoek,een:
ganfch wit vlakje, het welk eene ongelyk
breede , zwart-bruine bezooming.
heeft. De Onckrvkugels zyh enkel eenverwig.
Het acbterlyf is zeer dun, III..
79-
^orßel-rups, (de kleine^ uit den geelen.
vkescbverzoige,) met 1 hairige boomen,
Ute zieh aan den Hazelnoot flruik ontloudt,
benevens haare veränäering tot
•in een VUnäer, behoorende tot de
•IWEEDE CLASSE DER T^ACHTVLINDERS,
X. 441. enz.. Haare grondverwe is
doorgaande eenigzins helder geel, doch
echter 00k vleefchverwig. De Kop.
heeft dezeifde jp-ondverwe 5 op Am hals
ziet men van bocen eene graauwe vlak,
die wederzyds en 00k van achteren met
een zwart randje bezoomd is. Van dit
zwart zoomtje af loopt 'er, aan beide
dezyden, een zwart ftreepje, tot in het
volgend lid, alwaar 't inet eenige flippen
eindigt. Onder hetzelve ziet inen
ter wederzyde, een uitlleekenden hoorn,.
beftaande uit geelächtig-roode, ftyve,
•in digt aan elkander zittende hairen. Op.
den 4Je« en ^den ring, van den Kop
.4f, ftaat, boven, in het midden, een
'kleine, en kort afgeflomjtegeelächtigrcode
borlleleven als op elk Iaaí(í6
lid gezien wordt. Het gedeelte van den
TUg, tuffchen deze boillels, heeft inhet
midden een cierlyken zwarten ftreep
en op ieder zyde, behaiven de gewoone
SpiC'gelpunten, heeft het nog eenige
kleine graauwe punijes. De ganfche
bovenvlakte is met zeer tedere en bleekgeele
hairtjes b e z e t e n de 8 paar Poa^
ten zyn van gelyke Jtoleur. tlaar Spinzd
is eivormig , witächtig-graauvv en
doorzichtig. De Pop is met een flaartpunt
vooi zien ; het voorñe deel is--
zwart-bruin, en 't achterlle rood-bruin,.
old. 441. 442. De grondverwe vati
dezen Mannetps-vUnder is,. zo wel
wat het l y f , als de bovemhugek aangaat,
heider-graauw. De Onderdeugekzyn
donker Oker-geel, en met een met
vlakken vercierden rand bezoomd. In
het graauwe Acbterlyf ziet men eenige
verheve, zwarte vlakken, achter elkander
Haande. De eenigzins geboehelde
rüg van het morlyfKi van boven en ter
zyde geelachtig, en daar tuifchen met
ertelyke bruine vlakken bezet-. De 6
PoQten zyn graauw ; de Oogen zwart,
en de Sprieten oker-geel ; doch het ileeltje
der Sprieten in het midden is zwart,.
ald. 442. 443.
Borflelrups, (de feboone Oranjè-geele
•geßr-eepte benevens haare volkome
•verandering tot in een Flinder, -be.
b o o r e n d e tot de TWEEDE CLASSE der
NAC.ITVLINDERS-, I. 387. enz. Xle
grootfte van deze lieeft, de hoornen 'er
-by gerekend, de Jengte van 2 duim.
Haare Kop is zwart, en met zeer lange
hairen behangen. T« wederzyde van
dien ziet men, voor aan den hals, op
vuur-roode Wrasten, 2 dünne en lange
zwarte hoornen, van ftyve (iompe hai-
•WB, vaa:- boven met kleine -knopjes
TOOI^
voorzien ; en cit even zulke hairen beftaat
ook de achterfte lange fchuins afgellompte
Haart, die achteruit opwaards
ileekt, aan den wortel bruin, en rondom
fchoon vuur roodächtig-geel bezoomd
is : cn onder dezen ilaart
word men nog een paar dünne hair-bos
: op den flaartklep gewaar. Het L^f
dezer Rupfe heefc eene zwarte grondverwe,
en deze 4s doorgaande met een
wat breeder vuur- of Oranje-rood boord-
. zel voorzien. Boven op den Rt/g Haan
4 ronde, van boven afgefiompte, Hornels
dubbel overdwars te zamen, en
wel op de Ringen, zynde bruinächtiggeel
van koleur. Voor en achter deze
borllels ilaan, op het geelächtig-roode
boordzel van den Rüg gansch witte laage
bosjes van pelshairen, van vooren 2,
en van ackeren .3 paartegen overelkander.
De geele ringetjes op alle de ringen
zyn met graauwe hairen emzet ; en
op den Rüg belpeurt men nog eenige
geele punten, en het ganfche Lyf is
zeer dun, en met graauwe hairen bezet,
De 8 paar Pooten hebben eene helderbruine
koleur. Haar Spinzel is eivormig,
bruinächtig en doorzichtig, met
tufläen-mengzel van haare hairen, ald.
387. 388. De Pop is redelyk dik, van
vooren wat fpits toeloopende, en van
achteren met een ftaartpunt voorzien.
De koleur is over hetalgemeen blinitend
zwart. Tuffchen de achterfte 4 ringen
ziet men de inkervingen hoog Oranjegeel,
en het ganfche Zy/i s met tedere
bruine hairen bezet. De Vkugelfebiden
benevens de Rüg zyn donker btuin, doch
net van achteren fpits toeloopende deel
vertoont zieh helder Oker-geel, en de
geheelePopis, overäl, met tedere hairtjes
bezet, ald. 388. De Wyfjes.vlinder
1 een ongevleugeld Schepzel, zynde
alom met donker, of bruin graauw
woiächtig Hof belegd. De Pooten van
den Manneijes-vlinder zyn zwart cn
helder-bruin beftrcept, en met weinte
hairltof bezet , atd. 389. Hy heeft
fchoone blinkende Bovenvhugds y derzelver
buitenrand is, in een helderca
grond , met donker-bruine uitgeronde
vlakken vercierd; in denbuitenllenhoek
ziet men eenige te zaamer. loopende wit*
- te vlakjes, en 2 langwerpige gefpleeten
• fchubächtige vlakken caaft elkander,
. v/aarvan de voorlle hoog Oranje-koleu-
: rig, en de andere helder-geel is. In den
achterilen hoek ilaat een enkelvoudig,
gekromd wit vlakje, het welk tia het
lid toe aan een rood-bruinen grond grenft.
De Ondervkugeh hebben eene blinkend
zwart-bruine koleur, en zyn aüeen aan
den buitenflen rand Oker-geel bezoomd.
Vs Sprieten zyn vedervormig, en hebben,
benevens het L y f , eene brtu'ngraauwe
koleur; maar het Achterl-jf is
, donkerer , en, even als het Foorlyf,
zeer leenig en ligt. De Sieren zyn
wit en rondj.doch het hairig pelswerk
is van koleur als het lyf der moeder,
aid. 391. waaniit, nau verloop van
ruim 14 dagen dejonge rupsjes voorckomen,
ald.
Borßel-rupfen, noemt men die geflachten
van rupfen, welke met hairen vercierd
zyn; en hierin beilaat het voornaamfte
kenteken dezer foort van Rupfen,
I- .377-
Brommers, zie by Befmet-vlieg.
Erom-vlinder, zo wordt de Flinder van
de groote, roode en vkofchverwige
Hout-rups van eenige Liefhebbers genoemd,
I. 289.
Bruine Doornrups, (de tenzaame^ zk
Eenzaame bruine Doornrups.
Bas bommekn, zo noemt FRISCH eenige
Horn