a s S a l g e m e e n e
vhugelen wordt men a gansch wie blinkende
vlakkcn gewaar, rondora wellse,
in den grond , verfcheide donkere, verdwyiiende
iirecpen en vlaklcen gezien
worden. Het ^i&iTi)/lieefteenegroenaclitigo
grondverwe, cn de Omkrvleugeh
zynveelalwit, lioewel deze koleiir,
na den voorllen rand toe, in 't okcrgeele
verdwynt,- boven dien 2yn ze zecr
leder en doorziclitig. De hovetivkvgds
zyn zeer fmal, en aan den aciiterlien
rand ecnigzins golvend; tunihen de beide
hciJerc en groote viakten worden
nog drie heldere punien gezicn, en ze
zyn met ettelyke äderen doorcoogen. De
beide ronde, kleine en zwarte Oogen
fteekenaan dczyden verre nit; AcSprlet!
ti zyn lang, cn de beide achcerlle Cooten
zyn de langden, alJ. 247.
IVater-fcorpioen, zo noemt Swammerdam
de grooie Waierhis. Maar deze benaaraing
gevak den Sciiryver nict; geraeik:
de Scorpoenen den pootat hebben, cn
dac Infefl: in tegendeel 'er niaar zes hecfi;
niitsgaders, dewyl deszelfs vai?gpoolcn
Biet in het niinile ce vergelyken zyn by
zodanige rchaaren,als die der Scorpioeneo,-
en dit ichepzel boven dien geen/'eritiecrangel
heeft, waarmede de Scorpioencn
aan bnnnen Haart voorzien zyn, III. lo-,
IValerßangetje, (Jict ämnemetigaffelfpiizen
, III. 534. enz. Deszelfs
lengte is zelden boven drie Vierde van een
duim. De Kop en Staart uirgezonderd,
is het overal genoegzaam cvcn
dik. Dit even dikke deel is, aan beide
zyden, met eene rei tedere hairtjes bczer,
van welke 'er, gemeenlyk, a by clkander
ilaan, cn jeder paar bevindt zieh op
een gelyken aflland van elkander. De
kolenr van dit Shngetje is wel gcel,
maar het is tcffens zo doorfchyuend, dat
iiien de ingewanden duidclyk kan zien
Aan den Kop kan men noch oogen, noch
vreetwrat ontdekken doch , in plaats
van dien wj a t , ziet mcn, in het midden
der ondcrvlakte van den Kop, eene
ovcrdwars loopende diepe inkerving. Asn
't einde van den (hart is het met 2 gaffclfpitzien
voorzien, die uit loiitere korrels
te zamen geiteld fchynen, ilaande
aan ccn dik kolfachtig deel, dat tcliens,
met de fpiczen, gefpikkeld wit van ko-
Icur, cn van onderen zodaniger wyze
ingekorven is, als of het uirgekapt warc,
ahl. 535. De Proeven nopens de
verdecling van dit Water-flangeije, zvn
van datgevolg geweeft, dat het deszeiis
ondergang verhaailte, ald. 537.
fFater-ßiingeiji, {het.) met den langen
tongacbtigm Spriet, III. 434,, enz.
Dit Slangeije vindt nien niet allecn in
ffil Ilaande wateren, maar ook menigniaal
in loopende rivieren en beeken.
Deszelfs verblyf is veelal onder de Waterlinzen,
434. Tie Kop, die het
lyf merkclyk in dikie ovenreft, is eirond,
en vooraan denzelven Haan de
Oogen, als een paar zv;arte pnntjes.
Achter den Kop, vlak aan de zo geiioemde
geele Kern, ziet men het beginzcl
van den dann, die door het ganfche
lyf heen loopt, en vvel 40 afdeelingen
of ledenfchynt te hebben, fchoon
'er aan 't heldere bekleedzel, ofdehuid
van 't flangetje, geen afdeeling of riraptl
te merken zy, ald. 437. Muller
heeft in dit Waterflangctje, dat hy de
getongdeNaYde noemt, wonder in wondercn,
naarolyk niet alleen den moederworm,
maar ook in denzelfden nioederworra
de duidelykile nierktekcEs van 4
vooFiteelitigen, of afzonderingen tot 4
joDge wormcn, en aan den eerßen en
tvieem
b l a d w y z e r .
taeeden rceds weder het beginzcl eener
nieuwe voortteeling in ,hec derde geflacht,
waargenomen, ali. 435. aanm.
tyaterjptn, {ds kleineroodemet z^nartecieraaden,
III. 138. enz. Haar byna
kogelrond lyf heeft eene fchoone karmyn
roode grondverwe; doch over deszelfs
bovenvlakte, omtrent in 'tmidden,
loopt, v.<in vooren na achteren, een
zwarte (Ireep. En deze wordc van vooren
by den Kop door 2 zwarte dwarsllreepen
zodanig doorfneeden , dac hy
een dnbbeld krnis fonneere. Het voorlle
deel van 't lyf of borillluk is klein en
kort, echter hebben alle Ae pooten hier
hunne inleding; en de Kop heeft van
vooren een paar vreetpunten, die men
naauwlyks zien kan; waarby de eigenlyke
bek dezer Spinne is. De 8 Pooten
zyn even lang,- beftaan uit veele gewrichtcn,
cn zyn alle met korte'en tedere
haii-tjes bczst, ald 143. Het vjyfjehelegt
de Waierluis met haare Rieten, die
'er zo va(i aankleeven, dat ze noch afgewreeven,
noch door de fciiuuring van
het water losgemaakt können worden
ald, 144.
lyater-worm, {de kleine;) met den langen
hals, en zyne verandering in een
H^aterkcver der eerße Claffe, IT. 160.
enz. Deze wordt alle jaaren, van de
lente tot in den herfil, veelvnidig in de
flilftaande wateren en moerallen gevonden,
ald. 160. De Eieren, waaruic
deze foort van Waterwormen voortkomen,
zyn bleek-geel van koleur , en
l.ingwerpig rond, waarait, naa verloop
van naauwlyks 14 dagen , zeer kleine
wormtjes te voorlchyn komen, die, 8
dagen oud zynde, met het bloote oog
bemerkt können worden. Deze vervellen
verfcheide maalen, [naar ondergaan,
uitgenomen ingrootte, geenever-
G g
andering. De hoogrte lengte van Ztilfc
een volwaflen Worm befoopt zelden
meer dan duim. Hec L y f , d.it in
het midden op zyn dik(fe is, cn na achteren
fpits toeloopt, is nieer breeJ,dan
rond. De Kop is van vooren wat breeder,
dan van achteren, en daarby ta.
melyk plat. Op deszelfs midden ftaan,
van boven, 2 zwarte vlakjcs achter elkander,
en aan ieder zydc wordt men
een vlakje gewaar, het welk niets anders
is, dan de Oogen. Van vooren heefc
de Kop eene körte vangtang; van binnen
in die lang ontdekt men een paar
karte, en na by de oogen eenanderpaar
iets längere üz-ii/- of melfpitun, ald.
l6[. De Kop is geelachtig, en de o/Z'
dervlakte van het lyf valt meer in 't Witte;
doch van boven is het ganfche / j / ,
beneden den hals, weder bruinachtiger.
Orer het midden van den rüg loopt een
donkere ftreep; en alle de fchubbige le-;
den zyn, ter wederzyde, met een eveti
dergelyken iirreep voorzien. Nevensden
ruggelfreep is 'er, op ieder zydc, nog
een andere tezien, die breeder en graauwachtig
is. Het laatile fpits toeloopende
lid is, ter wederzyde, met eene rei
naauwlyks zichtbaare hairtjes bezet, en
het einde is raet 2 dünne en tedere vederfpitzen
voorzien. VtPooten hebben
eene bleek-geele koleur, ald. 162, Deze
•aiorm, volw.airen zynde, zoekt den
naafcn oever, ora zieh aldaar eene woonmg
ter aandaande veranderinge te bereiden,
maakende voor zieh een ruiin
ovaal-rond hol. Naa dat hy eenige dagen,
ineenegekromdegcfblte, daarin
doorgebracht heeft, verändert hy in eene
Pop, welke geelachtig wit is, en nai
ruim 14. dagen komt daamit de Keier.
Hy is van de platlyvige foorr. De harde
vieugeldekssls en de voorile Pooten
3 gee