45 A L G E M E E N E
T : ,
• f . K I i ; ; , :
duim in de lengte beloopt; dan heefc
zy een zwartachtig hoofcl, dat van boven
hartvormig verdeeld, en mec
kleine uitlleekzels of liiiopjes, welke
mec veele puntjes of hairijes bewalTen
zyn, bezetis: van vooren aan liet zelve
ziei men 2 fchuins regen elkander
loopende linien, die de gedaante vati
eene verkeerde V of VV uitniaaken. Op
de ringen fean verfcheide aardige, deels
Oi-anje-geele, deels witce vlakkeii en
ilreepen. De koleur der iloortien op den
Rüg is als die der ringen. De 3 paar
fpicze Faorpooten zyn zwarc, en de 4
•paar Ilompe Uuikpooten, benevens het
enkele paar »ajchuivers, geelaclitigbruin.
Zy heclit zieh, vfillende veranderen,
am eene plaats, daar ze voor
den regen en de zonneilraalen veiii^ is,
mec haar achtereind vail:, buigc het^Lyf
te zamen , cn hange indiervoegen:
waarop, by warm vveer, in körten lyd,
cer.e aardige Pop van eene zonderlinge
gedaante , mec eene Gryns, ce voorfchyn
korac, a'J. 28. De grondverwe dezer
Poppe vaft meeflal uic het roozenroode
in "t bruine. Hierop iiaan verfcheide
donkfr-brnine vlakker, en aan ienHals
3 piar ordentelyk onder elkander goudblinkende
punten of iiippen, ald. 25).
Naa verloop van 14 dagen komc de'
VU'der voor den dag, alä. gy. Deszelis
voorße en achterfle Fkugels zyn
beide, aan hunnen binnenften rand uicgefchu'pr,
en aan de buiteiifte vlengel-
Tanden ziec men mede diepe uitfchulpingen,
vercierd mec groote en kleine uitlleckzels
of canden, ald. 30. Het overige
deel der Fkugekn is-, tot aan den
buitenllen Zoom, iets hclderer, ofliever
bniinachtig graauw, en daarby aardig
gemirmerd. ßehalven eenige onregelmsatige
groenachtige Wakjesziet mec.
L A D W Y Z E R. 49
by leder binnenrand des Vleugels, eeu
kleinen ronden Spiegel, etnig/ins uit
het groene i n t geele vallende. Het Lyf
isvan onderen donker-brnin, zoalsook
de rtorope Pooten zyn ; doch beide de
deelen zyn nioc hairen bezet. De overi-
•ge pooten zyn geel, aU. 3 i. hebbende
het achterfle paar één lid meer, dan
de voorllen, en zynde, van den fdiinkel
af tot aan de klaauwen, met vederjchtige
vezelen bezet, ald. 32. De
bo-jenzyde der Fkugels in het midden,
luflclien bniin cn Oranje-geel. De
biiitenfe rand heefc rondom een fmallen
Oker geelen zooin. In den voorften
vkugel is nog een breeder- uitgefchulpc
en donker-biuin boordzel. Hieraan
grenzen eenige Oranje-geele halve
maanswyze vlakken, dwars over de
vleiigels. Aan den voorllen rand ziet
tnen eene bruine, doch meer na het
lyf eoe eene bruin zvparce vlak; en in
hec midden des vleugels nog 3 iets
grootere zvvarte vlakjes. De /Icbtervkugel
is, aan den bnitenllen rand ,
even als de voorfte, maar het bruine
boordzel is wat breeder, en inwendig
met Oranje-geele half ronde vlakjes
vercierd, doch aan den rand is de Achter
vleugel zwartachtig graauw. Hecgeheele
Lyf is, van boven, in een
zwareachtigen grond, met veele glinfterende
hairijes bezet. Op de Sprieten
zie, boven aan, op een teder en
hair fyn ileeltje, een langwerpig kolfje
of knobbeltje, het welk tot over
de helfe zwart, en vooraangeel is, ald.
Eenzaame , hlaauwflaartige , dikke
groene Rups, met fchuinfe mitte zy dell
leepert, henevens haare •serandering
tot in een Flinder, van de EEKSTE
CLASSE der KACHtvi.iNO£RS, I, 124.
enz. Deze rups onthoudc zieh tneerendeels
op de Wilgeboomen, als mede
. op de Slee-flruiken; ald. 115. 00k dienen
de bladeren van Linde- en zo genaamde
Popelboomen haar ten verblyf
en voedzcl, ald. aanm. De Eieren ,
• waarnit deze Rupfen voortkomen, zyn
• ovaal-rond, gladen helder groen-koleur
i g , hebbende een maand noodig, eer
ze ryp, en de jongen bekwaam zyn,
om uit te komen. De grootlle dezer
Rupfen is oracrent 3 duim lang, en zo
dik, als een Mans kleine vinger. De
Kop is langwerpig rond^ van boven
Wae fmaller coeloopende en ingekorven.
De koleur is'meer blaauw, dan groen.
Orer denzelven loopcn van vooren, na
bcneden roe, 2 kromme, verheven en
' geele linien. De ganfche huidlsheXder
groen, waarin men veele fchoone
cekeningen befpcurt, die ter wederzyde
van hec lyf eveneens zyn, ald. 125. De
• buken of luchtgaten zyn geel, en met
een teder zwan randje bezooral Aan
elk der 3 voorfe ringen zit een paar
geelächcige fpitze Pooten, de 2 volgende
ringen ruiien op geene pooten, maar
de 4 buikringen worden op zo veel paar
öompe poocen gedvaagen, welke groen
zyn, met zodanige witce puntjes als hec
tyf befprenkeld, en van' onderen- mec
cen fmal bruin randje voorzien. Hec
achtetfte paar, of de Najchuiver, is
zeer dik en ftomp, groen van koleut-,
en 00k wie gellippeld, ald. 1^6. De
tyd haarer veranderinge naderende, krulpc
?e onder de heggen of ftruiken, wroec
511 den grond, en blyfc 5 of 6 dagen in
haar hol Kggen, geduurende welken
tyd haare fehoone groene koleur allengskens
in hec geelächcig-bruin verändere.
De Pop is ontrene duim lang, de
koleur blinkend zwart, en het achterfle
deel donker-bruin; ald. 127. Zy
blyft den ganfclien winter over onder
haar verwulfzel. iiggen , en áe Flinder
komc zelden voor hec einde van Mey
daaruic ee voorfchyn, ja zonimige blyven
zelfs eoc in Juny, cn ineiiigmaal toe
iajuly onderdeaarde, ald. is8. Hoevvel
de voorvleugels niee zeer bont zyn,
ziec men ze echcer overal uieneeraend
fraai befchaduwd, en met grooee en
kleine donker-bruine vlakjes gecekend.
De grondverwe dier vleugelen is beider
bruin, en vale een weinig in het
Roozen-roode. De helderfle vlakken
in dezelve zyn mee veele bruin graauwachtige
flippen heel aardig befprenkeld.
De grondverwe der Onderoleugekn
is, van het lid af tot kort aan
den buiienrand, hoog roozen-rood, en
van daar tot aan dien rand vleeschverwig.
Ter piaatze daar de roozen-roode
en vleefch koleur zieh van een fcheiden,
ilaac een fdioone, groote 00gvormige
fpiegel, zynde langwerpig
rond, en hebbende rondom een brecden
zwarcen zoom, die van binnen
fchoon helder-blaauw, en in hec inidden
met eene donker-blaauwe graauwachtlge
vlak geviild is. Beide de ßo-
• ven- en Ondervleugels zyn buitenom
mec eene ongemeen cedere en naauwlyks
zichcbaare franje onigeeven. De
grondverwe van het Foorlyf is helder
bruinachtig graauw , ald. 129. op 't
midden van den Rug ziec men eene
groote, bruine en langwerpig Vierkante
vlak. Het Hoofd is van boven beider,
cn heeft een paar groote verheven
bruine oogen. De Sprieten zyn
hclder-geel. Onder aan het Hqofd zit
een zeer körte Zuiger, geel van koleur.
Met onderHe gedeelte van die
Voorlyf is, benevens de 6 Pooten^
G ge .
íSÍ;
Í